parketnummer: 02/700008-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 oktober 2012
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. S.M.E. van Fraaijenhove, advocate te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Van Delft, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat door de schuld van verdachte een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] werd gedood en [slachtoffer 2] (zwaar lichamelijk) letsel werd toegebracht, dan wel dat verdachte met zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, rijdend op de rechter (voor rechtdoorgaand verkeer bestemde) rijstrook is gaan keren, waardoor hij de (eveneens voor rechtdoorgaand verkeer bestemde) linkerrijstrook overstak. Op dat moment kwam [slachtoffer 1] op zijn motorfiets aanrijden en volgde een frontale aanrijding. Verdachte is derhalve gaan keren op een plaats waar dit niet was toegestaan en heeft verzuimd de motorfiets voorrang te verlenen. Het is dus aan de schuld van verdachte te wijten dat [slachtoffer 1] daarbij om het leven kwam en zijn vriendin zwaar gewond raakte, aldus de officier van justitie.
Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van de getuigen [getuige 1], welke stroken met de uitkomsten van het FTO-onderzoek.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een integrale vrijspraak dient te komen. De raadsvrouw wijst daarbij op het navolgende.
Uit de verklaringen van de echtgenote van verdachte, [naam echtgenote van verdachte] en van de getuige [initialen] [getuige 1] kan worden afgeleid dat verdachte niet op de rechter-, maar op de linkerrijbaan reed van de Bredaseweg te Tilburg.
Zo verdachte al een verkeersovertreding heeft begaan, is die overtreding niet zodanig dat gesproken kan worden van een aanmerkelijke verkeersfout welke de vereiste mate van schuld ex artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna WVW) 1994 oplevert.
Voorts blijkt uit het FTO-onderzoek en het onderzoek van ir. [naam deskundige] dat [slachtoffer 1] dermate te hard reed dat verdachte, op het moment dat hij ging omkeren, diens motorfiets helemaal niet heeft kunnen zien en het ongeluk niet heeft kunnen vermijden. Hierdoor was aan de zijde van verdachte geen sprake van de vereiste aanmerkelijke schuld ex artikel 6 WVW 1994 en evenmin kan worden geconcludeerd dat door de gedragingen van verdachte gevaar op de weg was ontstaan.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De aanrijding en de gevolgen daarvan:
[initialen] [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 20 juni 2010 op de Bredaseweg reed, komende vanuit Tilburg. Voor hem op de rechter rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer reed een Fiat. Bij een kruising met stoplichten ging de Fiat draaien en reed de linkerhelft van de rijbaan op. Op dat moment kwam een motorrijder aanrijden en deze klapte tegen de Fiat aan.
[echtgenote van verdachte] heeft verklaard dat zij op 20 juni 2010 in de Fiat Panda zat welke door haar echtgenoot, verdachte, werd bestuurd. Zij waren vanuit Tilburg verkeerd gereden en verdachte zei haar dat hij bij een kruising met verkeerslichten zou gaan keren. Zij merkte dat verdachte de auto naar links stuurde, waarna zij een flinke klap voelde.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 20 juni 2010 vastgesteld dat bij de aanrijding op de Bredaseweg te Tilburg, ter hoogte van de splitsing met de Warandalaan, welke om 14.43 uur had plaatsgevonden, waren betrokken een Fiat Panda, kenteken
[( - - )] en een motorfiets Kawasaki ZX-9R, kenteken [( - - )]. Ter plaatse gold een verplichte rijrichting, aangeduid door een op het wegdek aangebrachte “rechtdoor” wijzende pijl. Aan de hand van de op het wegdek en de betrokken voertuigen aanwezige sporen hebben zij vastgesteld dat de aanrijding had plaatsgevonden op de linkerrijstrook van de rijbaan, richting Breda, waarbij de motorfiets met de voorzijde was gereden tegen de linkerzijde van de Fiat. Daardoor waren de bestuurder, [slachtoffer 1], en de passagiere [slachtoffer 2] over de Fiat heen geworpen en op het wegdek beland. De bestuurder [slachtoffer 1] raakte daarbij de carrosserie en de losgesprongen voorruit van de Fiat.
In het bijzijn van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] heeft lijkschouwer
[naam lijkschouwer] tijdens een schouw vastgesteld dat [slachtoffer 1] door verbloeding bij halsletsel is overleden.
[naam huisarts] , huisarts, heeft vastgesteld dat [slachtoffer 2] haar linkerpols had gebroken, alsmede haar rechter bovenbeen.
De positie van de voertuigen:
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de Fiat van verdachte zich bevond op de rechter rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer op het moment dat verdachte besloot te gaan keren. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat verdachte op de rechter rijstrook reed. Zijn echtgenote heeft immers bij de politie verklaard dat verdachte op de linker rijstrook reed en getuige [initialen] [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat de Fiat schuin voor hem reed terwijl [getuige 1] op de rechter rijstrook reed.
De rechtbank merkt allereerst op dat de echtgenote van verdachte niet expliciet heeft verklaard op welke rijstrook haar man reed. Zij heeft verklaard dat verdachte reed op de meest linkse rijstrook om te keren. Tijdens de poging om te keren is verdachte inderdaad de linkse rijstrook opgereden.
[getuige 1] heeft evenmin verklaard dat verdachte op de linker rijstrook reed. Hij verklaarde in eerste instantie dat verdachte schuin voor hem reed, maar op de zitting was [getuige 1] daarover heel duidelijk. Verdachte reed vóór hem op de meest rechtse rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank staat onomstotelijk vast dat verdachte op die rijstrook reed voordat hij zijn omkeer manoeuvre inzette. De Unit FTO heeft immers op grond van de sporen op het wegdek vastgesteld dat de Fiat dwars op de linkerrijstrook reed toen de aanrijding plaatsvond.
De mate van schuld:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of aan de zijde van verdachte sprake was van aanzienlijke schuld aan de aanrijding. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Verdachte had eenvoudig kunnen keren door iets eerder links voor te sorteren. Er was ter plaatse een uitvoegstrook voor verkeer dat terug wilde keren naar Tilburg. Verdachte had daar ook ruimschoots de tijd voor, want volgens zijn echtgenote werd tevoren al in de auto besproken dat verdachte verkeerd was gereden en kondigde hij aan bij de verkeerslichten te zullen gaan draaien. In plaats van links voor te sorteren koos verdachte er echter voor om op de meest rechtsgelegen rijstrook voor doorgaand verkeer te blijven rijden tot aan de verkeerslichten en daar, op een plaats waar dit niet was toegestaan, plots naar links uit te wijken. Dit was een actie waarmee geen van zijn medeweggebruikers rekening hield of hoefde te houden.
Bij het naar links gaan verleende verdachte geen voorrang aan de pal achter hem rijdende motorfiets. Zijn raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte altijd in zijn spiegels kijkt en dat dus die bewuste middag ook zal hebben gedaan. Zo daar al sprake van is geweest, neemt dat echter niet weg dat verdachte, met name nu hij zo’n onvoorzichtige verkeersgedraging ging inzetten, beter had moeten opletten en had moeten vaststellen dat hij daarbij niemand zou hinderen.
De raadsvrouw heeft dienaangaande betoogd dat verdachte de motorfiets niet heeft kunnen zien omdat deze hem met te hoge snelheid naderde. Zij verwijst daarbij naar de door de Unit FTO vastgestelde indicatie snelheid van 95 kilometer per uur (km/u) en hetgeen ir. [naam deskundige] heeft berekend in zijn vermijdbaarheidsbeschouwing.
De laatste berekende immers dat de botssnelheid van de motorfiets voor 99% hoger was dan 68 km/u en voor 99% lager dan 133 km/u.
Bij middeling van deze berekening en van andere, minder betrouwbare, berekeningen komt ir. [naam deskundige] steeds op een snelheid van gemiddeld 100 à 99 km/u, hetgeen nagenoeg overeenkomt met de indicatie snelheid waarvan de Unit FTO uitging. De maximaal toegestane snelheid bedroeg echter maar 70 km/u. Volgens ir. [naam deskundige] had verdachte, indien de motorfiets langzamer had gereden dan 82 km/u, zijn omkeermanoeuvre kunnen voltooien voor de motorfiets ter plaatse was gekomen, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank volgt de stelling van de verdediging niet. Ir. [naam deskundige] is heel duidelijk in zijn conclusie dat de snelheid van de motorfiets niet (tenzij met hulp van ingewikkelde en dure botsproeven) is vast te stellen. Zijn schattingen zijn wetenschappelijk onderbouwd, maar zoals de deskundige ook zelf stelt, niet meer dan schattingen. Datzelfde geldt voor de indicatieve snelheid die de Unit FTO noemde.
Volgens [slachtoffer 2] was haar vriend een ervaren motorrijder en reed hij zeker niet te hard. De rechtbank acht voorts van belang hetgeen ooggetuigen hebben verklaard over de snelheid van de motorfiets. [initialen] [getuige 1] verklaarde dat de snelheid van de motorfiets niet extreem snel was. Zijn zoon P. [getuige 1] hoorde wel dat de motorrijder gas gaf maar sprak niet over een (te) hoge snelheid. De echtgenote van verdachte verklaarde dat zij in de auto geen radio of iets dergelijks aan hadden, maar dat zij geen geluid van een naderende motorfiets had gehoord hetgeen bij hoge snelheid van een snelle motorfiets zoals de ZX-9R in de rede zou hebben gelegen.
Op grond hiervan acht de rechtbank, met de deskundige, niet aangetoond dat de snelheid van de motorfiets te hoog is geweest en evenmin dat door een lagere snelheid de aanrijding voorkomen had kunnen worden.
De raadsvrouw voert tot slot aan dat verdachte, alhoewel dat niet meer kon worden onderzocht, zijn richtingaanwijzers heeft aangezet. De rechtbank acht echter niet van belang of dit wel of niet het geval is geweest. Voor achterop komend verkeer was een aangezette richtingaanwijzer ter plaatse niet meer dan een indicatie dat verdachte mogelijk van baan wilde veranderen, maar zeker niet dat hij zou gaan keren.
Resumerend heeft verdachte op een volkomen onlogische plaats, tegen de regels in en terwijl er alternatieven waren, geprobeerd zijn auto te keren en daarbij een motorrijder geen voorrang verleend. Verdachte heeft dan ook in aanzienlijke mate onvoorzichtig gereden en hem kan worden verweten dat tengevolge van zijn rijgedrag de motorfiets tegen zijn auto is gereden. Daardoor is [slachtoffer 1] komen te overlijden en heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 juni 2010 te Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Fiat), daarmede rijdende over de weg, de Bredaseweg, en gekomen ter hoogte van de splitsing van die weg, met de weg, de Warandelaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanzienlijke mate onvoorzichtig, met dat motorrijtuig rijdende, gezien in de richting Breda, over de rechterrijstrook van die weg, bestemd voor het "rechtdoorgaande" verkeer (aangeduid middels een, op het wegdek van die rijstrook van die weg aangebrachte, "rechtdoor" wijzende pijl) en naderend genoemde splitsing van wegen,
niet zijn, verdachte's, weg in (de verplichte) "rechtdoorgaande" richting te gaan en te blijven volgen,
doch, op het kruisingsvlak van genoemde splitsing van wegen, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, naar "links" is gaan draaien, (teneinde op dat kruisingsvlak van genoemde splitsing van wegen te keren/te draaien),
tengevolge waarvan de bestuurder van een, achter hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (motorfiets, Kawasaki), welke bestuurder vanaf de linkerrijstrook van die weg, die Bredaseweg, bestemd voor het "rechtdoorgaande" verkeer, eveneens doende was het kruisingsvlak van genoemde splitsing van wegen op te rijden en hem, verdachte, tot op zeer korte afstand was genaderd, tegen (de linkerflank van) dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) is gereden,
waardoor die bestuurder van dat motorrijtuig (motorfiets) genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en waardoor de passagiere van dat motorrijtuig (motorfiets), genaamd: [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten:
een fractuur van de linkerpols en/of een fractuur van het rechterbeen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft matiging bepleit en daarbij gewezen op de fysieke en psychische gevolgen voor verdachte. Zij heeft bepleit de werkstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen en de rijontzegging geheel voorwaardelijk, aangezien verdachte met de auto naar zijn werk moet.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in het verkeer aanzienlijk onvoorzichtig gedragen door met zijn auto op een volstrekt onlogische plaats en tegen de geldende verkeersregels in te gaan keren. Hij heeft daarbij een motorfiets over het hoofd gezien, waardoor een aanrijding onvermijdelijk was. De gevolgen van deze gedragingen bleken immens tragisch en onomkeerbaar. [slachtoffer 1], de motorrijder, kwam hierdoor om het leven en [slachtoffer 2], zijn achteropzittende vriendin, raakte door botbreuken ernstig gewond.
Alhoewel door de aanvullende onderzoeken begrijpelijk, is het voor de nabestaanden extra belastend dat pas nu, ruim twee jaar na dato, in deze zaak kan worden beslist. Dit heeft het verwerkingsproces immers vertraagd.
[slachtoffer 2] verklaarde op de zitting welke enorme consequenties de aanrijding voor haar en haar kinderen heeft gehad. Niet alleen door de lichamelijke beperkingen die zij ook nu nog ondervindt, maar uiteraard met name door het verlies van haar partner. Daarnaast sprak zij de wens uit ooit nog eens met verdachte in gesprek te komen over het hoe en waarom.
Ten aanzien van dat laatste bleek op de zitting dat verdachte tot zo’n gesprek bereid is, maar op advies van zijn raadsvrouw dit pas wil laten plaatsvinden nadat de strafzaak is afgerond. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte zijn woord gestand doet en open dat gesprek ingaat, nu hij op de zitting toch wel enigszins de indruk wekte minstens evenveel aandacht te hebben voor zijn eigen leed als voor het leed dat hij [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en hun naasten heeft aangedaan.
Voor feiten met deze dramatische gevolgen worden in de regel gevangenisstraffen opgelegd in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Verdachte is een 64-jarige man met een blanco strafblad. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat verdachte niet de cel in hoeft. Zij zal dan ook volstaan met een werkstraf. Om deze deels voorwaardelijk op te leggen zoals de raadsvrouw heeft bepleit ziet de rechtbank geen ruimte. De gevolgen van zijn handelen zijn daarvoor te ernstig geweest.
Daarnaast dient verdachte, nu hij zich in het verkeer heeft misdragen, tijdelijk de rijbevoegdheid te worden ontzegd. Weliswaar heeft de raadsvrouw betoogd dat deze voorwaardelijk zou dienen te worden opgelegd omdat verdachte van zijn auto afhankelijk is voor zijn woon-/werkverkeer, maar de rechtbank gaat daaraan voorbij. Enerzijds op grond van de ernst van de feiten, anderzijds omdat ook verdachte met zijn lichamelijke beperkingen de relatief korte afstand tussen zijn woning en zijn werk op andere wijze moet kunnen overbruggen.
De rechtbank zal dan ook de eis van de officier van justitie, welke naadloos aansluit bij de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, in zijn geheel volgen.
7 Het beslag
7.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen motorfiets aan de nabestaanden van [slachtoffer 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen personenauto aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander wordt gedood, en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 1 jaar;
Beslag
- gelast de teruggave aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
321177 1.00 STK Motorfiets [( - - )]
KAWASAKI Zx-9r Ninja 1997;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
320059 1.00 STK Personenauto [( - - )]
FIAT Panda 2009 Kl: Blauw.
Dit vonnis is gewezen door mr. Pellikaan, voorzitter, mr. Alferink en mr. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij, op of omstreeks 20 juni 2010, te Tilburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Fiat), daarmede rijdende over de weg, de Bredaseweg, en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de weg, de Warandelaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende, gezien in de richting Breda, over de rechterrijstrook van die weg, bestemd voor het "rechtdoorgaande" verkeer (aangeduid middels een, op het wegdek van die rijstrook van die weg aangebrachte, "rechtdoor" wijzende pijl) en naderend genoemde kruising/splitsing wegen,
niet zijn, verdachte's, weg in (de verplichte) "rechtdoorgaande" richting te gaan en/of te blijven volgen,
doch, op het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, naar "links" is gaan draaien, althans "linksaf" is gaan slaan (teneinde op dat kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen te keren/te draaien),
tengevolge waarvan de bestuurder van een, achter hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (motorfiets, Kawasaki), welke bestuurder vanaf de linkerrijstrook van die weg, die Bredaseweg, bestemd voor het "rechtdoorgaande" verkeer, eveneens doende was het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen op te rijden en hem, verdachte, tot op zeer korte afstand was genaderd, tegen (de linkerflank van) dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) is gebotst/gereden,
waardoor die bestuurder van dat motorrijtuig (motorfiets) genaamd [slachtoffer 1], werd gedood en/of waardoor de passagiere van dat motorrijtuig (motorfiets), genaamd: [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel, of zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
een fractuur van de linkerpols en/of een fractuur van het rechterbeen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 20 juni 2010, te Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Fiat), daarmee rijdende op de weg, de Bredaseweg, en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de weg, de Warandelaan,
met dat motorrijtuig rijdende, gezien in de richting Breda, over de rechterrijstrook van die weg, bestemd voor het "rechtdoorgaande" verkeer (aangeduid middels een, op het wegdek van die rijstrook van die weg, aangebracht "rechtdoor" wijzende pijl), niet zijn, verdachte's, weg in (de verplichte) "rechtdoorgaande" richting is gaan en/of is blijven volgen,
doch, op het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "naar links" is gaan draaien, althans "linksaf" is gaan slaan (teneinde op dat kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen te keren/te draaien),
op het moment dat de bestuurder van een, achter hem, verdachte, rijdend motorrijtuig (motorfiets, Kawasaki), welke bestuurder vanaf de linkerrijstrook van die weg, die Bredaseweg, bestemd voor het "rechtdoorgaande"verkeer, eveneens doende was het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen op te rijden en hem, verdachte, tot op zeer korte afstand was genaderd,
waarna die bestuurder (genaamd: [slachtoffer 1]) van dat motorrijtuig (motorfiets) tegen (de linkerflank van) dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is gebotst/gereden, waarna die bestuurder (genaamd: [slachtoffer 1]), alsmede de passagiere (genaamd: [slachtoffer 2]) van dat motorrijtuig (motorfiets) ten val zijn gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.