ECLI:NL:RBBRE:2012:BY0195

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/800353-12
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Alferink
  • A. Pellikaan
  • J. Schotanus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met volledige ontoerekeningsvatbaarheid en terbeschikkingstelling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 16 oktober 2012, stond de verdachte terecht voor de moord op [slachtoffer] op 4 april 2012 in Tilburg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar geestestoestand, met voorbedachten rade handelde. De verdachte had een mes gepakt met de intentie [slachtoffer] te doden en stak haar meermalen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De psycholoog en psychiater die de verdachte onderzochten, concludeerden dat zij lijdt aan een ernstige schizo-affectieve bipolaire stoornis, waardoor zij volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank volgde dit advies en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de moord, wat leidde tot haar ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank legde echter de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige behandeling. De benadeelde partijen, de nabestaanden van [slachtoffer], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor immateriële schadevergoeding in dergelijke gevallen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800353-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in Zwolle PPC te Zwolle
raadsman mr. Van der Putten, advocaat te Goirle
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 april 2012 [slachtoffer] heeft vermoord.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer]. Dat verdachte degene is geweest die de steekwonden heeft toegebracht blijkt uit de bij de politie afgelegde verklaring en bevindingen van verbalisanten buiten de verhoorsituaties in combinatie met het sporenonderzoek. Er is naar het oordeel van de officier van justitie geen sprake van een geval waarin verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van haar handelen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken. Ondanks de geestestoestand van verdachte, is er sprake van voorbedachten rade en opzet.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er bij verdachte geen sprake is geweest van voorbedachten rade. Verdachte was immers zodanig de weg kwijt dat niet gesteld kan worden dat er sprake was van het beramen van een moord. Doodslag kan naar de mening van de raadsman wel worden bewezen. Verdachte heeft dit ook bekend.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 4 april 2012 kwam er bij de meldcentrale van de politie regio Midden- en West Brabant een melding binnen van buurtbewoners van een ruzie in een woning gelegen aan de [adres]. Dit betrof de woning van verdachte. Verbalisanten gingen ter plaatse. Zij hoorden geluiden in de woning, maar er werd niet opengedaan. De politie besloot daarop de deur te forceren en trof in de hal een zwaargewonde [slachtoffer] aan. De ambulance werd erbij geroepen, maar het slachtoffer was dusdanig gewond dat zij ter plaatse overleed. In de woonkamer werd een bebloed mes gevonden. Verdachte werd hierop direct aangehouden, waarbij zij aangaf dat zij [slachtoffer] had gestoken. Later verklaarde verdachte hierover dat zij kruipend naar de keuken is gegaan om een mes te pakken uit de la van de keuken. Ze pakte het mes met de bedoeling [slachtoffer] te vermoorden. Vervolgens stak zij in op [slachtoffer]. In haar lijf, in haar buik, richting het hart en richting haar lever. Uit sectie is later gebleken dat [slachtoffer] 39 steek- en snijverwondingen verspreid over het lichaam had opgelopen. Het overlijden is het gevolg geweest van het massale bloedverlies uit alle perforerende letsels samen. Na het plegen van het feit heeft verdachte haar dochter gebeld en gezegd: “Ik heb iemand lek gestoken.” Het slachtoffer is door de familie geïdentificeerd als zijnde [slachtoffer], geboren te Tilburg op [datum]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] [achternaam] met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Voor een bewezenverklaring van de voorbedachten rade dient sprake te zijn van een moment van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan de uitvoering en dient verdachte niet te hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat, ondanks de geestestoestand van verdachte, er wel sprake is geweest van voorbedachten rade. Verdachte heeft een mes uit de keuken gepakt met als doel [slachtoffer] te doden, zo verklaart verdachte zelf. Nadat zij het mes heeft gepakt, is verdachte teruggegaan naar [slachtoffer] en heeft [slachtoffer] meerdere malen gestoken, de dood ten gevolge hebbend. Verdachte heeft op het moment dat zij besloot het mes uit de keuken te pakken, het besluit genomen om [slachtoffer] te doden en heeft hier uitvoer aan gegeven. In de lijn van jurisprudentie van de Hoge Raad is de rechtbank van oordeel dat deze voorbedachten rade te verenigen is met het ziektebeeld van verdachte. Een dergelijk ziektebeeld sluit immers niet uit dat verdachte in kalm beraad tot het besluit is gekomen [slachtoffer] te doden. Verdachte had ten tijde van haar daad en ook na haar daad inzicht in haar handelen. Zij heeft immers direct daarna haar dochter gebeld met de mededeling dat zij iemand lek had gestoken.
Het ziektebeeld van verdachte is wel van invloed op de strafbaarheid van verdachte. De rechtbank zal dit nader bespreken onder punt 5.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 04 april 2012 te Tilburg opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in haar lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Door psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater] zijn rapportages opgemaakt over verdachte. Door psycholoog [naam psycholoog] wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ernstige schizo-affectieve bipolaire stoornis met als specificatie “rapid cycling”. Hiervan was tevens sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Gezien de ernstige paranoïde psychotische verschijnselen die zowel door verdachte zelf verteld werden als blijkt uit de gemoedstoestand van verdachte bij aanhouding, de stukken en de ervaringen die het observerend team heeft bij de eerste weken van opname van verdachte, zag verdachte geen andere uitweg dan zich van [slachtoffer] te ontdoen en kan er gesproken worden van een direct verband tussen de diagnose en het ten laste gelegde. Psycholoog [naam psycholoog] adviseert om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Psychiater [naam psychiater] is het eens met het advies en heeft daarbij aangegeven dat het zonder enige twijfel zo is dat de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte tijdens het ten laste gelegde volledig bepaald werden door haar psychiatrische ziektebeeld (manische psychose) dat verdachte daardoor geen controle had op haar handelen.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben betoogd dat uit moet worden gegaan van deze rapportages en dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank deelt de opvatting van de raadsman en de officier van justitie. De rechtbank acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard. Dit betekent dat verdachte daarvoor niet strafbaar is en dat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6 De oplegging van een maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de uitgebrachte rapportages gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging in het onderhavige geval dient te worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft [slachtoffer] om het leven gebracht door haar meerdere malen op diverse plaatsen in het lichaam te steken.
Moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als één van de ernstigste misdrijven.
Dit heeft voor de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed en verdriet gebracht, zo blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de nabestaanden van [slachtoffer]. Eerst na de zitting is de rechtbank gebleken van het verzoek van de nabestaanden om gebruik te maken van het spreekrecht en de schriftelijke slachtofferverklaring voor te lezen ter zitting. De rechtbank heeft hier alsnog kennis van genomen.
De nabestaanden hebben daarin onder meer het volgende aangegeven:
“We willen dat je weet dat de impact enorm is. Iedere dag komt het terug.
Die afschuwelijke beelden, het zien van haar verminkte lichaam.
Weken, maanden beheerst het al ons leven.
Je staat ermee op en gaat er mee naar bed.
Wij zijn als familie zo beschadigd.
Er is ons hierdoor zoveel aangedaan en afgenomen.”
“[slachtoffer] mag niet vergeten worden.
We hebben het gevoel dat we een dochter hebben verloren.
Wij kunnen je dit nooit vergeven.”
Psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater] geven in hun advies aan dat verdachte langdurig behandeld, begeleid en gecontroleerd zal moeten worden, hetgeen plaats dient te vinden in het kader van ter beschikking stelling met dwangverpleging.
De rechtbank is in navolging van de deskundigen van oordeel dat gezien de ernst van het feit, het hoge recidiverisico dat door de gedragsdeskundigen is vastgesteld, het beperkte ziektebesef en/of inzicht bij verdachte en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 15.213,58 waarvan € 213,58 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 15.264,36, waarvan € 264,36 materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade.
Ingevolge artikel 51f juncto artikel 361, tweede lid, sub b van het Wetboek van Strafvordering kunnen alleen degenen die rechtstreeks schade hebben geleden door een strafbaar feit zich ter zake van hun vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade als hiervoor bedoeld is sprake in geval iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. In een strafzaak als de onderhavige, waarin het slachtoffer ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen diens erfgenamen zich voegen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering. Daaronder valt niet de in deze strafzaak door voornoemde benadeelde partijen gevorderde vergoeding. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade van nabestaanden wegens het overlijden van een naaste vindt geen steun in het thans geldende recht. Een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 51f waarbij het voorstel een mogelijkheid voor naasten van een overleden slachtoffer om zich te voegen ter zake van een vordering tot zogenoemde affectieschade is in maart 2010 verworpen.
Ook ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 51f, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, ook deze schade niet voor vergoeding in het onderhavige strafgeding in aanmerking komt. De wetgever heeft hier niet de mogelijkheid willen openen dat in het geval van overlijden van het slachtoffer de erfgenamen zich op voet van artikel 51a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering in het strafproces voegen ter zake van eigen schade. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Zij kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Moord;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Pellikaan en mr. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Zij op of omstreeks 04 april 2012 te Tilburg opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in haar lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.