ECLI:NL:RBBRE:2012:BY0424

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-800462-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Schoonen
  • mr. Hinfelaar
  • mr. Scheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van minderjarige

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het verkrachten of ontucht plegen met een jongen van 12 jaar of jonger, heeft de rechtbank Breda op 28 september 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van het slachtoffer en zijn moeder slechts één bron kenden, namelijk het slachtoffer zelf. Dit leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaring, vooral omdat het slachtoffer voorafgaand aan zijn verhoor met verschillende personen had gesproken. Het deskundigenrapport van een klinisch psycholoog gaf aan dat er contra-indicaties waren voor de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Daarnaast werd er DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op de kleding van het slachtoffer, maar dit materiaal bevatte geen sperma of andere biologische sporen die de verklaring van het slachtoffer konden ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer niet als zelfstandig bewijs kon worden gebruikt, en dat de verklaringen van de moeder en de neef van het slachtoffer ook geen direct bewijs vormden voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen, maar merkte op dat dit niet betekende dat het slachtoffer niet naar waarheid had verklaard. Er was simpelweg onvoldoende bewijs om aan de hoge maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te voldoen.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak werd gedaan door mr. Schoonen, voorzitter en kinderrechter, mr. Hinfelaar en mr. Scheij, rechters, in aanwezigheid van griffier Boink.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800462-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. L.H.J.M. van Mierlo, advocaat te Etten-Leur.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 september 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een jongen van 12 jaar of jonger, heeft verkracht dan wel dat hij met deze jongen ontucht heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat het schenden van de ‘Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik’ (registratienummer: 2010A026, verder aangeduid als: de Aanwijzing) dient te leiden tot een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte van de moeder van het slachtoffer blijkt dat voorafgaand aan het verhoor van de moeder een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Het is niet gebruikelijk dat van een dergelijk (informeel) intakegesprek een proces-verbaal wordt opgemaakt. Dit levert dan ook geen schending van de aanwijzing op. Het verweer van de verdediging wordt om die reden door de rechtbank gepasseerd.
Verder is het proces-verbaal van het studioverhoor van het slachtoffer op ambtseed opgemaakt door [naam hoofdagent], hoofdagent. Het verhoor is afgenomen door [naam brigadier] brigadier in opleiding voor het horen van jonge getuigen, en bij het verhoor was tevens aanwezig [naam brigadier 2], brigadier en ICR gecertificeerd voor het horen van jonge getuigen, die was belast met de rol van regisseur. Vanuit de regiekamer werd het verhoor daarnaast gecoacht door [naam docent], docent aan de politieacademie.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hieruit voldoende blijkt dat de regels van de aanwijzing in acht zijn genomen en zijn opgevolgd. Het verweer van de verdediging zal dan ook op dit punt worden gepasseerd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primaire ten laste gelegde. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van het slachtoffer, de verklaring van de neef van het slachtoffer alsmede het DNA-onderzoek uitgevoerd door het NFI. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van verdachte omtrent het DNA-spoor niet aannemelijk is. Daarnaast is de officier van justitie van mening dat er niet gebleken is van motieven van het slachtoffer om een onjuiste of valse verklaring af te leggen.
Ten aanzien van de in beslaggenomen goederen heeft de officier van justitie verzochte deze in bewaring te stellen ten behoeve van de waarheidsvinding.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard moet worden nu de Aanwijzing in het onderzoek diverse malen is geschonden, zoals hierboven onder 3. is besproken. Subsidiair is de verdediging van mening dat de schending van deze aanwijzing dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Door de verdediging is voorts aangevoerd dat verdachte ontkent het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. Er is volgens de verdediging onvoldoende wettig bewijs aanwezig, omdat de in het dossier aanwezige verklaringen afkomstig zijn van één bron. Daarnaast kan het rapport van het NFI naar aanleiding van het DNA-onderzoek niet dienen tot bewijs nu het gevonden DNA-materiaal van verdachte op de kleding van het slachtoffer geen sperma, spermavloeistof of speeksel bevat en niet kan worden uitgesloten dat dit DNA-materiaal op een andere wijze dan is ten laste gelegd op de kleding van het slachtoffer terecht is gekomen. De verdediging is dan ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Door de moeder van het slachtoffer is aangifte gedaan nadat haar zoon haar heeft verteld dat hij seksuele handelingen heeft moeten verrichten met verdachte en dat hij in ruil daarvoor Pokèmonkaarten zou krijgen. Het slachtoffer is naar aanleiding van deze aangifte gehoord in de verhoorstudio te Eindhoven waar hij heeft verklaard dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Verder heeft de neef van het slachtoffer, [naam v/d neef], verklaard dat hij verdachte en het slachtoffer heeft gezien op de dag van het ten laste gelegde feit en dat hij het slachtoffer tegen verdachte hoorde zeggen: “Niet vergeten, die kaartjes morgen”. Er heeft verder een onderzoek plaatsgevonden naar mogelijke DNA-sporen op de onderbroek en de broek van het slachtoffer. Door het NFI zijn in de onderbroek van het slachtoffer sporen van het DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. Dit DNA-materiaal betreft geen sperma, spermavloeistof of speeksel.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van het slachtoffer en zijn moeder slechts één bron kennen, namelijk het slachtoffer. Hij heeft vóór zijn verhoor in de verhoorstudio met verschillende personen over het feit gesproken, waarbij niet bekend is geworden wat met het slachtoffer is besproken. Gelet hierop is het gevaar van beïnvloeding van de verklaring van het slachtoffer niet uit te sluiten. Het deskundigenrapport van dr. [deskundige] (klinisch psycholoog) geeft ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer een aantal contra-indicaties. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer en de daaruit voortkomende aangifte van de moeder van het slachtoffer niet als zelfstandig bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de neef van het slachtoffer eerst geruime tijd na 19 april 2010 is vastgelegd door de politie. De getuige had blijkens het dossier toen kennis van de verklaringen van het slachtoffer en diens familie. Hij gaat blijkens zijn eigen verklaring ook intensief met de familie van het slachtoffer om. Niet valt uit te sluiten dat deze kennis de verklaring van de neef van het slachtoffer heeft beïnvloed, daar waar hij het heeft over “Niet vergeten, die kaartjes morgen”.
Voorts blijkt uit het rapport van het NFI terzake het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op de kleding van het slachtoffer dat dit DNA-materiaal geen sperma, spermavloeistof of speeksel bevat. Mede gezien de vele contacten die er tussen verdachte en het slachtoffer in de dagen rondom het feit hebben plaatsgevonden constateert de rechtbank dat het verweer van de verdediging dat op een andere wijze dan is ten laste gelegd het DNA-materiaal van verdachte in de kleding van het slachtoffer is terechtgekomen niet onaannemelijk is en geen weerlegging vindt in het door de officier van justitie aangevoerde bewijsconstructie. In die zin ondersteunen de uitkomsten van dit onderzoek de verklaring van het slachtoffer niet. Naar het oordeel van de rechtbank kan het rapport van het NFI derhalve evenmin bijdragen aan het bewijs van het grondfeit, seksueel misbruik.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verklaring over het grondfeit seksueel misbruik afkomstig is uit één bron, namelijk het slachtoffer. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. Daarnaast vormen de verklaringen van de moeder en de neef van het slachtoffer geen direct bewijs voor het grondfeit seksueel misbruik. Tot slot biedt het DNA-onderzoek door het NFI evenmin ondersteunend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig bewezen is dat verdachte het feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.
De rechtbank merkt nog op dat de vrijspraak van verdachte van hetgeen aan hem is ten laste gelegd, niet tevens inhoudt het oordeel dat het slachtoffer niet naar waarheid zou hebben verklaard. Er bevindt zich echter in het dossier, naast de verklaring van het slachtoffer, te weinig (steun)bewijs om aan de hoge maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te voldoen.
De rechtbank overweegt ten slotte dat de officier van justitie heeft verzocht de in beslaggenomen goederen in bewaring te stellen ten behoeve van de waarheidsvinding. De rechtbank begrijpt dat de officier van justitie dit beslag wenst te handhaven gedurende een eventuele appèlprocedure. Nu de bewaringstelling ten behoeve van de waarheidsvinding een wettelijke grondslag mist, zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde]] vordert een schadevergoeding van € 1215,88 voor het feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Schoonen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Hinfelaar en mr. Scheij, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 september 2012.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 19 april 2010 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, met
[slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]
hebbende verdachte
- de penis van voornoemde [slachtoffer] in de mond genomen en/of gelikt en/of
- zijn penis door voornoemde [slachtoffer] in de mond laten nemen en/of laten
likken en/of
- zijn penis tussen de benen en/of de billen van voornoemde [slachtoffer] geduwd
en/of (vervolgens) zijn penis tussen de billen en/of benen van voornoemde
[slachtoffer] heen en weer bewogen en/of
- zich in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer] afgetrokken waarbij verdachte
is klaargekomen;
art 244 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2010 te Oudenbosch, gemeente Halderberge,, met
[slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit
- het in de mond nemen en/of likken van de penis van voornoemde [slachtoffer]
en/of
- het in de mond laten nemen en/of laten likken van zijn verdachtes penis door
voornoemde [slachtoffer] en/of
- het tussen de benen en/of de billen van voornoemde [slachtoffer] duwen van zijn
verdachtes penis en/of het (vervolgens) tussen de billen en/of benen van
voornoemde [slachtoffer] heen en weer bewegen van zijn verdachtes penis en/of
- het zich in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer] aftrekken waarbij
verdachte is klaargekomen;
art 247 Wetboek van Strafrecht