3.2 Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. tussen de gemeente Bergen op Zoom en Bruijs is op 31 oktober 1995 een overeenkomst ondertekend getiteld “acceptatie gieterijzand bij Kragge 1”;
b. in deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“A: Algemeen
1. De gieterij mag het van haar afkomstige gieterijzand naar Kragge 1 te Bergen op Zoom vanaf ondertekening van deze overeenkomst tot 1 april 1996 afvoeren onder de hierna genoemde voorwaarden.
D: Kosten/ Betaling
5. Indien over het bij Kragge 1 gebrachte gieterijzand een afvalstoffenbelasting (Wet belastingen op milieugrondslag) dient te worden betaald komen deze kosten geheel ten laste van de gieterij. De gieterij vrijwaart de gemeente voor de betaling van de afvalstoffenbelasting over het aangevoerde gieterijzand.”;
c. tussen de gemeente Bergen op Zoom en Bruijs is op 10 juli 1996 een overeenkomst ondertekend getiteld “acceptatie gieterijzand bij Kragge 1”;
d. in deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“A: Algemeen
1. De gieterij mag gieterijzand vanaf ondertekening van deze overeenkomst tot uiterlijk 31 december 1996 op Kragge 1 te Bergen op Zoom aanvoeren onder de in deze overeenkomst genoemde voorwaarden.
D: Kosten/ Betaling
6. Indien over de bij Kragge 1 aangevoerde hoeveelheid gieterijzand een afvalstoffenbelasting (Wet belastingen op milieugrondslag) dient te worden betaald komen deze kosten geheel ten laste van de gieterij. De gieterij vrijwaart de gemeente voor de betaling van de afvalstoffenbelasting over het aangevoerde gieterijzand.”;
e. door de belastingdienst is op 26 augustus 1998 aan de gemeente een naheffingsaanslag afvalstoffenbelasting opgelegd. Ingevolge deze aanslag zou de gemeente NLG 9.203.110,00 (= € 4.176.189,24) te vermeerderen met een boete van NLG 4.601.555,00 moeten betalen;
f. bij brief van 15 september 1998 heeft de gemeente het volgende aan Bruijs geschreven: “In het kader van de eindafwerking van de gesloten stortplaats Kragge I te Bergen op Zoom, heeft de gemeente een of meer contracten met u afgesloten voor de levering van licht verontreinigde bouwstoffen. In deze contracten is bepaald dat, indien over de geleverde stoffen Afvalstoffenbelasting wordt geheven, die belasting zal worden verhaald op de leverancier/aanbieder. Zeer tot onze spijt heeft de belastingdienst ons zeer recent na een boekenonderzoek ter plaatse een aanslag Afvalstoffenbelasting opgelegd. Deze aanslag heeft blijkens de gegevens van de Belastingdienst, mede betrekking op de door u in het kader van de eindafwerking van Kragge I geleverde stoffen. Wij bestrijden de opgelegde aanslag ten principale en hebben daartoe een bezwarenprocedure in gang gezet. Niettemin zijn wij gehouden, behoudens de mogelijkheid om uitstel van betaling te vragen, de opgelegde belasting vooralsnog af te dragen hetgeen impliceert, dat ook het verhaal op de aanbieders aan de orde komt. Wij zullen u op zo kort mogelijke termijn nader informeren over de concrete omvang van het op u te verhalen deel van de aanslag en de consequenties van betalingsuitstel (renteaspect).”;
g. op verzoek van de gemeente wordt aan laatstgenoemde door de belastingdienst uitstel van betaling verleend;
h. bij beschikking d.d. 30 juni 1999 wordt de aanslag door de belastingdienst verminderd met het boetebedrag van NLG 4.601.555,00;
i. de Hoge Raad heeft uiteindelijk in haar arrest d.d. 6 juni 2008 het cassatieberoep van de gemeente tegen de naheffingsaanslag ter zake van de afvalstoffenbelasting, ongegrond verklaard;
j. de gemeente heeft op 8 augustus 2008 een bedrag van € 6.006.457,54 aan de belastingdienst betaald (= € 4.336.875,54 + € 1.669.582,00 rente);
k. bij brief d.d. 17 februari 2009 maakt de gemeente jegens Bruijs aanspraak op betaling van een bedrag van € 10.099,00. Onder verwijzing naar de gevolgde rechtsgang en naar de vrijwaringsbepalingen in de tussen de gemeente en Bruijs gesloten overeenkomsten, gaat de gemeente over tot opeising van voornoemd door Bruijs verschuldigde bedrag.