uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: H. Rietveld,
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, verweerder.
Bij besluit van 30 november 2011 (primair besluit) heeft verweerder eiser een korting (sanctie) opgelegd vanwege een bij besluit van 23 december 2010 vastgestelde verkleining van eisers beheerseenheid.
Bij besluit van 3 april 2012 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2012. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1. In 2007 heeft verweerder eiser een subsidie toegekend van € 13.236,- op grond van de Provinciale subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (PSAN) voor de periode van 1 juli 2007 tot 30 juni 2013. De subsidie is verleend voor de beheerseenheid met het pakket [naam pakket]. Dit pakket heeft een oppervlakte van 2,00 ha.
Eiser heeft in 2008 bij verweerder aangegeven dat hij voor 0,12 hectare van de beheerseenheid niet meer kan voldoen aan de pakketeisen. Verweerder heeft eiser voor 0,12 hectare van de beheerseenheid vrijgesteld van de voorwaarden en verplichtingen van de (P)SAN. Ook heeft verweerder de subsidieverlening gewijzigd naar € 12.520,89.
Bij besluit van 23 december 2010 heeft verweerder de omvang van eisers beheerseenheid per 1 juli 2010 verkleind met 0,22 hectare. Dit is het gevolg van een administratieve controle waarbij is gekeken naar het nieuwe perceelsregister. Daarnaast heeft verweerder de subsidieverlening gewijzigd naar € 11.792,91. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser laten weten dat hij in zijn beschikking van 23 december 2010 per abuis geen korting (sanctie) heeft berekend naar aanleiding van de verkleining van de beheerseenheid. Eiser moet alsnog een bedrag van € 485,32 betalen.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Eiser is het niet eens met de opgelegde korting, omdat de oppervlakte van de beheerseenheid niet correct is berekend. De gewijzigde oppervlakte van de beheerseenheid is echter vastgesteld bij besluit van 23 december 2010 en eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. De korting is terecht opgelegd.
3. Eiser voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 december 2010, omdat er door verweerder toen geen sanctie werd opgelegd. Als verweerder gelijk een sanctie had opgelegd, dan had eiser wel bezwaar gemaakt. Volgens eiser is de oppervlakte van de beheerseenheid te klein vastgesteld. Eiser heeft dit aangetoond door middel van een nauwkeurige gps-meting.
4.1 Ten aanzien van het wettelijk kader overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 86, eerste lid, van de Verordening (EG) Nr. 1122/2009 is bepaald dat Verordening (EG) nr. 796/2004 met ingang van 1 januari 2010 wordt ingetrokken. Verordening (EG) nr. 796/2004 blijft evenwel van toepassing voor de steunaanvragen betreffende verkoopseizoenen of premieperioden die vóór 1 januari 2010 zijn ingegaan.
De subsidieverlening voor eiser is op 1 juli 2007 ingegaan. Dit betekent dat Verordening (EG) nr. 796/2004 nog steeds op eiser van toepassing is.
4.2 Artikel 51, eerste lid, van de Verordening 796/2004 ziet op de berekening van subsidie als er sprake is van een verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte. Het moet dan gaan om een verschil van meer dan twee hectare of een verschil dat ligt tussen de 3% en 20% van de geconstateerde oppervlakte. In dat geval wordt de steun berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil.
Op grond van artikel 68 van de Verordening 796/2004 vindt er geen korting of uitsluiting plaats indien de aanvrager feitelijk juiste gegevens heeft verstrekt of wanneer hij anderszins kan bewijzen dat hem geen schuld betreft. Ook indien de aanvrager, vóórdat de bevoegde instantie hem daarop wijst, aangeeft dat de aanvraag niet langer juist is, blijft de toepassing van artikel 51 van de Verordening 796/2004 achterwege.
5. Tussen partijen is alleen de vaststelling van de oppervlakte van de beheerseenheid in geschil. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die zien op de berekening van de opgelegde sanctie.
Verweerder heeft bij besluit van 23 december 2010 de omvang van eisers beheerseenheid verlaagd met 0,22 hectare. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, zodat het besluit in rechte vaststaat. Dit betekent dat de rechtbank moet uitgaan van de juistheid van dit gegeven.
Eiser kan door het instellen van bezwaar en beroep tegen de opgelegde sanctie niet bewerkstelligen dat de omvang van de beheerseenheid wordt aangepast. Het beroep van eiser tegen de omvang van de beheerseenheid valt dan ook buiten de omvang van dit geding.
Naar aanleiding van de gewijzigde omvang van de beheerseenheid wordt op grond van artikel 51, eerste lid, van de Verordening 796/2004 een sanctie opgelegd als wordt voldaan aan de in dat artikel genoemde voorwaarden. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Er wordt echter geen sanctie opgelegd als de aanvrager feitelijk juiste gegevens heeft verstrekt of wanneer hij anderszins kan bewijzen dat hem geen schuld betreft (artikel 68 van de Verordening 796/2004).
Eiser heeft in eerste instantie geen beroep gedaan op artikel 68 van de Verordening 796/2004. Eiser heeft hier ter zitting wel een beroep op gedaan. Uit het oogpunt van een goede procesorde, laat de rechtbank deze stelling van eiser buiten beschouwing. Verweerder heeft namelijk niet meer de mogelijkheid gehad om hierover een standpunt in te nemen en niet gebleken is dat eiser niet eerder een beroep op dit artikel had kunnen doen. De rechtbank zal het beroep op artikel 68 van de Verordening 796/2004 dan ook buiten beschouwing laten.
Eiser heeft het bedrag van de sanctie niet bestreden. De rechtbank is ook niet gebleken dat de hoogte van de opgelegde sanctie onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht een sanctie van € 485,32 aan eiser opgelegd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012.
E.C. Petrusma, griffier mr. C.A.F. van Ginneken, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 1 november 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.