zaaknummer: AWB 12/5736 WET VV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2012 in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
gemachtigde: mr. A.B.M. Pessers,
de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Tilburgse Woonstichting Tiwos, te Tilburg
gemachtigde: mr. J.M.G.A. Sengers.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 15 oktober 2012 (bestreden besluit) tot de sluiting voor 3 maanden van de woning aan de [adres].
Tevens heeft zij op 23 oktober 2012 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 2 november 2012 heeft verweerder medegedeeld bereid te zijn de in het bestreden besluit opgenomen begunstigingstermijn te verlengen tot daags na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2012. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder]. Namens Tiwos is niemand verschenen.
Overwegingen
1. Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 4 oktober 2012 heeft verweerder aan Tiwos medegedeeld dat van de politie is vernomen dat in de woning aan de [adres], waarvan Tiwos de eigenaar is, 29,83 gram amfetamine is aangetroffen. Verweerder heeft aangegeven voornemens te zijn gebruik te maken van de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen. Tiwos zal gelast worden de woning aan de [adres] te sluiten en gesloten te houden voor een periode van 3 maanden.
Een afschrift van dit voornemen is aan verzoekster, de huurster van deze woning, gestuurd.
Verzoekster heeft tegen dit voornemen zienswijzen ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan Tiwos op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opgelegd. Tiwos wordt gelast om de woning aan de [adres] te sluiten en afgesloten te houden met ingang van 15 november 2012 voor een periode van 3 maanden. Daarbij is vermeld dat Tiwos hieraan kan voldoen door de ramen en deuren van de woning te sluiten en de sloten te vervangen, zodat de woning niet kan worden betreden.
2. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder te kennen gegeven dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 3 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
3. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat artikel 13b van de Opiumwet niet de bevoegdheid geeft een woning te sluiten als daar drugs aanwezig is, doch slechts als de drugs daar aanwezig zijn met het oog op mogelijke verkoop, afleveren en verhandelen. Verzoekster is het laatste halfjaar zeer regelmatig staande gehouden en op drug gecontroleerd. Nooit is iets aangetroffen. Ten onrechte overweegt verweerder dat meer dan 0,5 gram harddrugs een handelshoeveelheid zou zijn.
Er is strijd met artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Verzoekster heeft contact met de Raad voor de Kinderbescherming, die geen reden ziet om in te grijpen in de opvoeding van haar zoon. Verzoekster heeft niets vernomen van Traverse, zodat er geen aanleiding is om contact op te nemen. Verzoekster heeft wel bij Novadic Kentron een ondertoezichtstelling getekend. Verzoekster mag een behandeling vanuit de thuissituatie ondergaan. Verweerder had kunnen en moeten volstaan met hetzij een waarschuwing, hetzij sluiting van de woning voor eenieder met uitzondering van verzoekster, haar zoon en moeder en eventuele hulpverleners. De woon- en privésituatie van verzoekster en haar minderjarige zoon dienen te prevaleren.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat de woning niet wordt gesloten dan wel dat de woning toegankelijk blijft voor verzoekster, haar zoon en moeder en eventuele hulpverleners.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Voor zover de beoordeling van dit verzoek meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
5. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Op grond van het tweede lid van artikel 8 van het EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
6. De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 13b van de Opiumwet bestuursdwang alleen mag worden toegepast, wanneer er sprake is van verkoop, aflevering of verstrekken van drugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs.
Op 12 april 2012 heeft een doorzoeking van de woning van verzoekster plaatsgevonden. In de woning werd 29,83 gram amfetamine aangetroffen. Verzoekster erkent dit, maar zij betwist dat er sprake is van een handelshoeveelheid; zij stelt dat de drugs voor eigen gebruik waren.
De voorzieningenrechter acht reeds vanwege de aangetroffen grote hoeveelheid de stelling van verzoekster, dat de drugs alleen voor eigen gebruik zijn bedoeld, niet geloofwaardig, uitgaande van een normale gebruikershoeveelheid van 0,5 gram. De aangetroffen weegschaal en de lege gripzakjes maken het verhaal van verzoekster nog minder geloofwaardig. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder er dan ook terecht van uitgegaan dat sprake is van een handelshoeveelheid en dat deze dus aanwezig was voor verkoop, aflevering of verstrekking. Dit vindt ook nog bevestiging in het door de wijkagent gemaakte overzicht van waarnemingen, meldingen en processen-verbaal, waaruit naar voren komt dat er sprake is van overlast, en in de verklaring van een getuige die zegt dat zij al enige tijd haar speed kocht bij verzoekster.
Hieruit volgt dat artikel 13b van de Opiumwet verweerder de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen.
7. De vraag ligt vervolgens voor of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
7.1 Verweerder hanteert hierbij het zogeheten Damoclesbeleid. In overeenstemming met dit beleid heeft verweerder besloten tot een sluiting van de woning voor 3 maanden.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat een sluiting van 3 maanden noodzakelijk is om de aanloop, het gebruik en de bekendheid van de woning als harddrugspand te doorbreken. Door middel van de sluiting wordt de openbare orde, de aantasting van het woongenot en de bedreiging van de leefbaarheid hersteld en het gevaar voor de veiligheid en gezondheid beëindigd. Het belang van bestrijding van harddrugs en het belang van de handhaving van de openbare orde en de rechtsorde wegen naar verweerders mening zwaarder dan het belang van verzoekster en haar minderjarig kind.
7.2 Volgens verzoekster is er sprake van een onjuiste belangenafweging. Verzoekster heeft een groot belang bij het kunnen blijven wonen in de woning. Zij heeft een ondertoezichtstelling getekend bij Novadic Kentron. Zij mag een behandeling vanuit de thuissituatie ondergaan. Het belang van de woon- en privésituatie van verzoekster en haar minderjarige zoon dient te prevaleren.
7.3 De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster onmiskenbaar een groot belang heeft bij de voortduring van haar verblijf in de woning, maar dat maakt dit handhavend optreden nog niet onredelijk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de bestrijding van drugshandel en het belang van de handhaving van de openbare orde en de rechtsorde zwaarder wegen dan het belang van verzoekster. Gezien de aard en de ernst van hetgeen aan de sluiting ten grondslag is gelegd (handel in harddrugs) en gezien het met de sluiting beoogde doel, te weten het doorbreken van de gang naar de woning en de bekendheid van de woning in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen, acht de voorzieningenrechter een sluiting van de woning voor 3 maanden niet onredelijk.
De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat de wetgever bewust woningen onder het regime van artikel 13b van de Opiumwet heeft gebracht. Het is inherent aan de keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen heeft of kan hebben voor huurders en woningeigenaren. Het is niet aan de rechter om in deze bewuste keuze van de wetgever te treden.
8. Verzoekster heeft nog aangevoerd dat de sluiting van de woning in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
De voorzieningenrechter overweegt dat het bevel tot sluiting van de woning weliswaar een inmenging in de persoonlijke levenssfeer van verzoekster vormt, maar dat deze inmenging in dit geval gerechtvaardigd is, aangezien ze is voorzien bij wet en noodzakelijk kan worden geacht ter voorkoming van strafbare feiten dan wel ter bescherming van de rechten en vrijheden van omwonenden van de woning. Van handelen in strijd met artikel 8, eerste lid, van het EVRM is dan ook geen sprake.
9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het bestreden besluit niet onrechtmatig. Hij ziet dan ook geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
10. Nu het verzoek wordt afgewezen, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2012.
mr. J.H.C.W. Vonk, griffier mr. M. Breeman, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 november 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.