ECLI:NL:RBBRE:2012:BY5915

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
993110-05
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Beukers-van Dooren
  • J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor belastingambtenaar in zaak van onjuiste aangiften omzetbelasting en bezit van LSD

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda, is de verdachte, een belastingambtenaar, vrijgesproken van meerdere ernstige beschuldigingen, waaronder het feitelijk leidinggeven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het plegen van oplichting. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering, die voornamelijk was gebaseerd op de verklaring van een medeverdachte, onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De verdediging voerde aan dat het onderzoek niet adequaat was uitgevoerd en dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond. De rechtbank erkende dat de verdenking niet alleen op de verklaring van de medeverdachte was gebaseerd, maar dat deze verklaring niet werd ondersteund door voldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als degene die betrokken was bij de strafbare feiten, en sprak hem vrij van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het bezit van LSD, waarvoor hij een straf gelijk aan zijn voorarrest kreeg opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de lange duur van de procedure, die meer dan vijf jaar had geduurd, niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar dat het wel een factor was in de strafoplegging. De rechtbank gelastte ook de teruggave van inbeslaggenomen administratie aan de rechtmatige eigenaar.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 993110-05
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. Splinter, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Huisman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de jaren 2002 tm 2005:
feit 1 feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting door [naam NV 1] en anderen gedurende een aantal maanden dan wel dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van oplichting door [naam NV 1] en anderen waardoor de Belastingdienst werd bewogen tot afgifte van een bedrag van € 2.500.000,-- dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan het doen van onjuiste aangiften door [naam NV 1] ;
feit 2 samen met anderen 17 inkoopfacturen valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest;
feit 3 zich als ambtenaar heeft laten omkopen;
feit 4 opzettelijk LSD voorhanden heeft gehad;
feit 5 feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting door [naam ltd] dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan een poging tot het plegen van oplichting door [naam ltd] waardoor de Belastingdienst werd bewogen tot afgifte van een bedrag van € 250.000,--;
feit 6 een aantal inkoopfacturen valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden omdat niet duidelijk is welke 21 geldbedragen door het Openbaar Ministerie worden bedoeld. In de tenlastelegging wordt verder gesproken van 20 aangiften terwijl de verdediging er slechts 17 heeft aangetroffen in het dossier. Gelet hierop acht de raadsvrouw van verdachte zich niet in staat een adequate verdediging te voeren.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het enkele feit dat een te bewijzen aantal in de tenlastelegging niet overeenstemt met hetgeen in het dossier kan worden teruggevonden, geen reden tot nietigheid is, omdat dat ertoe leidt dat slechts het mindere bewezen wordt.
De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht (LJN: BY3536), verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een reeds lopend strafrechtelijk onderzoek waarin [mededader] en [naam NV 1] als verdachten zijn aangemerkt. De verdediging is van mening dat het onderzoek niet voldoende is uitgerechercheerd om te spreken van een redelijk vermoeden van schuld ex artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van [mededader] en [naam NV 1] . De verdenking was onvoldoende om op dat moment een boekenonderzoek te starten en over te gaan tot doorzoekingen. Op basis van de verklaring van [mededader] en [Mededader 2] en het tonen van een foto zou vervolgens een redelijk vermoeden van schuld zijn ontstaan ten aanzien van verdachte. Naar de mening van de verdediging kan, bij gebrek aan fundamentele gegevens, de grondslag en de loop van die verdenking niet gecontroleerd worden, waardoor het recht van verdachte op een eerlijke behandeling zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM onherstelbaar is geschonden.
Daarnaast is naar de mening van de verdediging sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het Openbaar Ministerie heeft [Mededader 2] een transactievoorstel gedaan. Ondanks herhaalde verzoeken ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering is verdachte nooit een transactie aangeboden. De verdediging concludeert dat het Openbaar Ministerie eenzijdig en ten nadele van de rechten van verdachte op een gelijke behandeling en een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM heeft gehandeld.
Ten slotte is in het kader van de ontvankelijkheid aangevoerd dat van vervolging binnen een redelijke termijn niet meer kan worden gesproken. De verdediging is van mening dat sprake is van een onredelijke, aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen vertraging van het onderzoek en de procesgang, hetgeen niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie tot gevolg moet hebben.
In de visie van de verdediging is ieder hiervoor genoemd element afzonderlijk al voldoende om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren en is dat zeker het geval indien de elementen in samenhang worden bezien.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De door de verdediging genoemde, hiervoor weergegeven omstandigheden op grond waarvan de rechtbank zou moeten oordelen dat het Openbaar Ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vormen voor de rechtbank geen grond daartoe te besluiten.
De verwijten ten aanzien van de aanvang van het onderzoek tegen [mededader], [naam NV 1] en [mededader 3], raken verdachte niet. Hij is daardoor niet in zijn verdediging geraakt. In de zaken tegen die verdachten waren er bovendien ruimschoots feiten en omstandigheden aanwezig om een redelijk vermoeden van schuld jegens die verdachten daarop te baseren.
De verdenking tegen verdachte is niet alleen gebaseerd op de door [Mededader 2] getoonde foto. Hetgeen voor het tonen van die foto was onderzocht, vormde die verdenking reeds en het tonen van de foto vormde het sluitstuk om zekerheid te verkrijgen. De tot dat moment bekende feiten en omstandigheden waren zodanig dat het redelijk vermoeden van schuld kon worden aangenomen.
De vergelijking tussen de positie van [Mededader 2] en die van verdachte gaat mank, gelet op de bekennende houding van [Mededader 2] en de in elk opzicht ontkennende houding van verdachte. In de aan [Mededader 2] aangeboden en door hem geaccepteerde transactie ligt dan ook geen grond voor niet-ontvankelijkheid.
Alle personen die op basis van een redelijk vermoeden van schuld als verdachte konden worden aangemerkt zijn als verdachte aangemerkt en, met uitzondering van [verdachte 4], ook vervolgd. Hetgeen in het dossier omtrent diens gezondheid is opgenomen, maakt de beslissing tot niet vervolging ten aanzien van hem redelijk en begrijpelijk.
Er is gelegenheid gegeven om al die personen bij wie door de verdediging een verdenking werd geformuleerd, te ondervragen, soms mede op initiatief van de rechtbank of het Openbaar ministerie voor wat betreft de getuige [getuige 1]. Aldus is in voldoende mate de gelegenheid geboden om hen over hun mogelijke rol bij de feiten waarvan verdachte wordt verdacht, te ondervragen.
Op grond van artikel 6, eerste lid, EVRM dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis wordt gewezen, behoudens het geval dat zich bijzondere omstandigheden voordoen. Of sprake is van bijzondere omstandigheden zal afhangen van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In het onderhavige geval is dit de aanhouding van verdachte geweest op 29 november 2005, waarna hij is gehoord. Vastgesteld moet worden dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met vijf jaar.
De rechtbank is van oordeel, in het bijzonder gelet op de omvang van het onderzoek en de omstandigheid dat in de zaak van verdachte en zijn medeverdachten nog een aantal getuigen is gehoord door de rechter-commissaris, dat de duur van de overschrijding niet dermate is dat dit de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie met zich mee zou moeten brengen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is regel dat een overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf en niet leidt tot niet-ontvankelijkheid, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
De uitspraak van de rechtbank Utrecht maakt vorenstaande niet anders.
Gelet op vorenstaande wordt het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar ministerie verworpen. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten, te weten feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4, feit 5 primair en feit 6 heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op bekennende verklaringen van medeverdachten, op verklaringen van getuigen, op bevindingen van verbalisanten en op de zich in het dossier bevindende aangifteformulieren omzetbelasting en facturen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Verzocht is verdachte vrij te spreken.
Het betoog van de verdediging komt er kort samengevat op neer dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 is slechts op basis van één verklaring, de kennelijk leugenachtige verklaring van [Mededader 2], een connectie gelegd tussen verdachte en [naam NV 1] . Niet uit te sluiten valt dat [Mededader 2], samen met [getuige 2] en [getuige 1] heeft getracht frauduleuze handelingen te verrichten en verdachte hiervoor te laten opdraaien.
Ten aanzien van feit 4 heeft verdachte ontkend dat hij de LSD opzettelijk aanwezig heeft gehad. Tijdens een avond stappen is de enveloppe met daarin de LSD mogelijk uit de jaszak van een persoon in de auto van verdachte gevallen. Verdachte was van plan deze enveloppe af te geven hij Hotel Arena.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6 is aangevoerd dat verdachte deze feiten heeft ontkend en dat niemand belastend over hem heeft verklaard. In het dossier ontbreekt elk direct belastend bewijsmateriaal.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6
Hetgeen de verdediging in een (soms te) uitvoerig betoog heeft aangevoerd, weerspreekt op overtuigende wijze hetgeen het Openbaar Ministerie aan de bewezenverklaring ten grondslag legt. Grote delen van wat door de verdediging is aangevoerd, vormen de gronden waarop de rechtbank tot het oordeel komt dat er wellicht wettig, maar geen overtuigend bewijs is ten aanzien van verdachte voor de feiten onder 1, 2, 3, 5 en 6.
De verdenking jegens verdachte is in hoofdzaak gebaseerd op de verklaring van [Mededader 2]. Anderen noemen hem niet rechtstreeks. De verklaring van [Mededader 2] wordt slechts ondersteund door feiten en omstandigheden die op basis van verklaringen van anderen zijn aan te merken als in relatie staand tot het delict, zoals het betalen met briefjes van € 500,-- en het feit dat [getuige 2] zegt dat [naam] en [Mededader 2] elkaar kennen en het feit dat [getuige 1] zegt dat verdachte en [Mededader 2] samen in een bepaald eettentje hebben gegeten.
De rechtbank merkt daarover het volgende op:
- [Mededader 2] noemt bij een van zijn eerste verklaringen de belastingambtenaar met wie hij contact zou hebben gehad, [naam belastingambtenaar]. Dat wekt bevreemding in het licht van de vele contacten die er volgens hem met die ambtenaar zouden zijn geweest.
- [mededader] en [mededader 3a] hebben verklaard de belastingambtenaar die volgens [Mededader 2] behulpzaam zou zijn geweest, niet te kennen en ook [naam] kennen zij niet volgens hun verklaring.
- De mede aan de verdenking ten grondslag liggende betalingen met briefjes van € 500,-- hebben betrekking op transacties die gerelateerd zijn aan de vriendin van verdachte. De vraag of de werkzaamheden van deze vriendin dergelijke uitgaven mogelijk maakten, is onvoldoende onderzocht.
- Het door verdachte geschetste alternatieve scenario ter zake de herkomst van de gelden, is evenmin onderzocht.
- De verklaring van [getuige 2] over de relatie tussen verdachte en [Mededader 2] is te vaag en de verklaring van [getuige 1] over het gezamenlijk eten wordt niet ondersteund door de eigenaar van de eetgelegenheid, die [Mededader 2] niet maar verdachte wel herkent.
- De verklaringen van de bij de Belastingdienst werkzame personen die met verdachte hebben samengewerkt, zijn zodanig dat ook op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat het nu juist verdachte was die bij de afwikkeling van de aangiftes van [naam NV 1] een bepalende rol speelde.
- In het dossier bevinden zich slechts een zeer beperkt aantal geleidelijsten en beoordelingsformulieren en deze maken geenszins aannemelijk dat het nu juist verdachte was die daarin een bepalende rol speelde.
Het gehele dossier laat, mede in het licht van vorenstaande, de mogelijkheid open van een scenario waarin [naam] door [Mededader 2], op basis van hem bekende of van anderen verkregen informatie, wordt aangewezen als degene die betrokken was bij de strafbare feiten waarvan [naam] nu wordt verdacht, zonder dat hij of een andere ambtenaar daarvoor is omgekocht.
Weliswaar moet worden geconstateerd dat verdachte een aantal keren zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht, waar wellicht een reactie geboden was geweest, terwijl hij ook een aantal zaken heeft ontkend, waarbij de ontkenning tegen beter weten in lijkt te zijn gedaan, maar dat alles is onvoldoende om de rechtbank tot een ander oordeel te doen besluiten.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6 overweegt de rechtbank dat op de verblijfplaats/woning van verdachte een post-it memo is aangetroffen met daarop het Burger Service Nummer van de aandeelhouder van [naam ltd]. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij regelmatig thuis werkte en dat het zeer goed mogelijk is dat hij daarom een aantekening met daarop het BSN van de aandeelhouder van [naam ltd] thuis had liggen. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet onaannemelijk. Voor het overige is het door de officier van justitie aangedragen bewijsmateriaal gebaseerd op vermoedens hetgeen geen wettig en overtuigend bewijs oplevert.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6.
Ten aanzien van feit 4
Tijdens een doorzoeking op 1 december 2005 op het verblijfsadres van verdachte in Amsterdam is in een studieboek van verdachte een enveloppe aangetroffen met daarin een gekleurd stuk papier, verdeeld in 30 vakjes . Door het Nederlands Forensisch Instituut is hier onderzoek naar gedaan. Geconcludeerd is dat het stuk papier is verdeeld in 30 eenheden die een geringe hoeveelheid LSD, een synoniem voor lysergide, bevatten . Verdachte heeft verklaard dat hij de enveloppe in de boekenkast heeft gelegd .
Verdachte heeft ten aanzien van deze bij de doorzoeking aangetroffen LSD verder verklaard dat hij enige tijd voor de doorzoeking (1 tot 2 maanden zo leidt de rechtbank uit de afgelegde verklaringen af) de enveloppe heeft gevonden waarin later de LSD strips bleken te zitten en dat hij van plan was de enveloppe af te geven bij Hotel Arena waar zijn auto geparkeerd had gestaan toen hij de enveloppe vond. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Met het voornemen om de enveloppe af te geven strookt niet dat die enveloppe geruime tijd is bewaard en is opgeborgen in een studieboek, zoals blijkens de bevindingen van de FIOD is geschied. Verdachte heeft overigens ook geen feiten en omstandigheden genoemd die zijn verklaring verifieerbaar maken. Gelet op dit oordeel heeft verdachte geen verifieerbare verklaring voor de in zijn bezittingen aangetroffen LSD gegeven en dient het ervoor gehouden te worden dat verdachte wist wat zich in zijn bezittingen bevond en kan het voorhanden hebben van deze LSD volledig aan hem worden toegerekend.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
4.
op 1 december 2005 in de gemeente Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 30 (dertig) trips/eenheden LSD/lysergide, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van
€ 20.000,--. Daarbij is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van alle feiten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de onbegrijpelijke transactie die medeverdachte [Mededader 2] is aangeboden. Gesteld is dat het onaanvaardbaar is indien verdachte terug zou moeten naar de gevangenis. Verzocht is om, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, te volstaan met een straf die gelijk is aan het voorarrest dan wel een al dan niet voorwaardelijke taakstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van LSD, een middel dat valt onder de categorie harddrugs. Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd voor een dergelijke (geringe) hoeveelheid, zou een taakstraf van 40 uur passend zijn. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn met 5 jaar, zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, te weten 17 dagen.
7 Het beslag
7.1 De teruggave
Ter zitting is verzocht de inbeslaggenomen administratie van mevrouw [naam eigenaar administratie] aan haar terug te geven. Daarnaast is verzocht om opheffing van het beslag dat is gelegd op het inkomen van verdachte.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de administratie van mevrouw [naam eigenaar administratie] omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt en het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet.
Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat op het inkomen van verdachte fiscaal beslag is gelegd. Gelet hierop kan de strafrechter geen beslissing nemen omtrent dit beslag.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 2, 10, 13 en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 17 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan mevrouw K.S. [naam eigenaar administratie] van de inbeslaggenomen administratie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Beukers-van Dooren en mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
[naam NV 1] NV, verder te noemen 'de N.V.', op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de
gemeente(n) Amstelveen en/of Breda en/of Heerlen en/of te Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans
alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als
bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de N.V. over de maand(en)
augustus 2002 (D-008) en/of september 2002 (D-009) en/of oktober 2002 (D-010)
en/of november 2002 (D-011) en/of december 2002 (D-012) en/of januari 2003
(D-013) en/of februari 2003 (D-014) en/of maart 2003 (D-015) en/of april 2003
(D-016) en/of mei 2003 (D-017) en/of juni 2003 (D-018) en/of juli 2003 (D-061)
en/of september 2003 (D-019) en/of oktober 2003 (D-020) en/of november 2003
(D-021) en/of december 2003 (D-022) en/of over de periode 1 januari 2002 tot
en met 31 mei 2002 (D-023) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebben/heeft de NV en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n)
(telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
vermeld en/of doen of laten vermelden op/in het/de bij de inspecteur van de
belastingdienst te Amstelveen, in elk geval bij de belastingdienst ingediende
aangiftebiljet(en) omzetbelasting over de voorgenoemde periode(n) en/of
maand(en)
- dat aan de N.V. binnenlandse leveringen/diensten hebben plaatsgevonden,
waarbij de heffing van omzetbelasting naar de N.V. is verlegd (rubriek 2) en/of
- dat door de N.V. leveringen aan het buitenland hebben plaatsgevonden
(rubriek 3) en/of
- dat aan de N.V. leveringen vanuit het buitenland zijn verricht (rubriek 4)
en/of
- dat de N.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b) en/of
- dat de N.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g) en/of
- dat de N.V. recht heeft op bijzondere teruggave zonder verrekening van
teruggaven als bedoeld in rubriek 5g (rubriek 6b),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en)
verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor
zover daaraan in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
69-2 AWR
51 WvSR
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam NV 1] NV (handelend onder de naam [naam NV]), verder te noemen 'de
N.V.', op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de gemeente(n) Amstelveen en/of
Breda en/of Heerlen en/of te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer en/of
(elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een (of meer) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam of van
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Inspecteur van de Belastingdienst te Amstelveen, in elk geval de
Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, heeft bewogen tot de
afgifte(n) van 21(eenentwintig), althans een of meerdere, geldbedragen,
gezamenlijk groot omstreeks 2.500.000,- euro, althans enig (geld)bedrag,
althans enig(e) goed(eren),
hebbende de NV en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) (telkens) met
hiervoor omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- 20 (twintig), althans
een meer, door de belastinginspecteur uitgereikte aangifte(n) omzetbelasting
ten name van de N.V. over de maand(en) augustus 2002 (D-008) en/of september
2002 (D-009) en/of oktober 2002 (D-010) en/of november 2002 (D-011) en/of
december 2002 (D-012) en/of januari 2003 (D-013) en/of februari 2003 (D-014)
en/of maart 2003 (D-015) en/of april 2003 (D-016) en/of mei 2003 (D-017) en/of
juni 2003 (D-018) en/of juli 2003 (D-061) en/of september 2003 (D-019) en/of
oktober 2003 (D-020) en/of november 2003 (D-021) en/of december 2003 (D-022)
en/of over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 mei 2002 (D-023) valselijk
opgemaakt, althans valselijk doen of laten opmaken, door in die aangifte(n)
voornoemd te vermelden en/of te doen vermelden
-dat aan de N.V. binnenlandse leveringen/diensten hebben plaatsgevonden,
waarbij de heffing van omzetbelasting naar de N.V. is verlegd (rubriek 2) en/of
-dat door de N.V. leveringen aan het buitenland hebben plaatsgevonden (rubriek
3) en/of
-dat aan de N.V. leveringen vanuit het buitenland zijn verricht (rubriek 4)
en/of
-dat de N.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b) en/of
-dat de N.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g) en/of
-dat de N.V. recht heeft op bijzondere teruggave zonder verrekening van
teruggaven als bedoeld in rubriek 5g (rubriek 6b),
en/of voornoemde valselijk opgemaakte aangifte(n) ingediend bij de Inspecteur
van de Belastingdienst te Amstelveen, in elk geval bij de Belastingdienst,
althans de Staat der Nederlanden,
waardoor de Inspecteur van de Belastingdienst te Amstelveen, in elk geval de
Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, werd bewogen tot hiervoor
genoemde afgifte(n),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven feit(en) verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en)
verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
326 SR
51-2 SR
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
[naam NV 1] NV, verder te noemen ‘de NV’, op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31januari 2004 in de
gemeente(n) Amstelveen en/of Breda en/of Heerlen en/of Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en
in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (telkens) opzetteljk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet
inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten
name van de NV over de maand(en) augustus 2002 (D-008) en/of september 2002
(D-009) en/of oktober 2002 (D-0 10) en/of november 2002 (D-0 11) en/of december
2002 (D-012) en/of januari 2003 (D-013) en/of februari 2003 (D-014) en/of maart
2003 (D-015) en/of april 2003 (D-016) en/of mei 2003 (D-017) en/of juni 2003
(D-018) en/of juli 2003 (D-061) en/of september 2003 (D-019) en/of oktober 2003
(D-020) en/of november 2003 (D-021) en/of december 2003 (D-022) en/of over
de periode 1januari 2002 tot en met 31 mei 2002 (D-023) onjuist en/of onvolledig
heeft gedaan,
immers hebben/heeft de NV en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n)
(telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - vermeld
en/of doen of laten vermelden op/in het/de bij de inspecteur van de Belastingdienst te Amstelveen, in elk geval bij de Belastingdienst ingediende aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting over de voorgenoemde periode(n) en/of maand(en)
- dat aan de NV binnenlandse leveringen/diensten hebben plaatsgevonden, waarbij de
heffing van omzetbelasting naar de NV is verlegd (rubriek 2)
en/of
- dat door de NV leveringen aan het buitenland hebben plaatsgevonden (rubriek 3)
en/of
- dat aan de NV leveringen vanuit het buitenland zijn verricht (rubriek 4)
en/of
- dat de NV recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b)
en/of
- dat de NV (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek 5g)
en/of
-dat de NV recht heeft op bijzondere teruggave zonder verrekening van teruggaven
als bedoeld in rubriek 5g (rubriek 6b),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
bij het plegen van welk misdrijf/misdrijven voornoemd hij, verdachte, (telkens)
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf/misdrijven voornoemd hij, verdachte, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door toen aldaar opzettelijk genoemde NV informatie te verschaffen over de hoogte van de op de aangifte(n) te vermelden bedrag(en) ter zake ‘leveringen/diensten waarbij de heffing van omzetbelasting naar u is verlegd’ en/of
over de hoogte van de op de aangifte(n) te vermelden bedrag(en) ter zake ‘leveringen
naar landen buiten de EU’ en/of over de hoogte van de op de aangifte(n) te vermelden
terug te vragen bedrag(en);
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2002 tot en met 31 januari 2004 in de gemeente(n) Breda en/of Amstelveen en/of
te Rijsbergen in de gemeente Zundert en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
17 (zeventien), althans een of meerdere, inkoopfactu(u)r(en), blijkens de
factuuropdruk (telkens) afkomstig van [naam BV] en gericht aan [naam NV 1] NV
en/of [naam NV] (NV) (D-008a tot en met D-022a, D-059 en D-060), (elk)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn
medeverdachte(n), toen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die inkoopfactu(u)r(en) voornoemd,
(telkens) vermeld dat (handels)activiteiten hebben plaatsgevonden met de
omschrijving "Turbines PLC SCADA", met vermelding van een serienummer en/of
gewicht en/of een prijs,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
225-1 jo 47 WvSR
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[mededader] en/of A.H.P. [Mededader 2] op een (of meer) tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de
gemeente(n) Breda en/of Amstelveen en/of te Rijsbergen in de gemeente Zundert
en/of (elders )in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar en/of met anderen of een ander, althans
alleen,
17 (zeventien), althans een aantal, inkoopfactu(u)r(en), volgens factuuropdruk
(telkens) afkomstig van [naam BV] en gericht aan [naam NV 1] NV (handelend
onder de naam [naam NV] (NV)) (D-008a tot en met D-022a, D-059 en
D-060), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers hebben/heeft die [mededader] en/of A.H.P. [Mededader 2] voornoemd en/of
een of meer van hun/zijn medeverdachte(n), toen aldaar (telkens) opzettelijk
valselijk en/of in strijd met de waarheid op die inkoopfactu(u)r(en)
voornoemd, vermeld dat (telkens) (handels)activiteiten hebben plaatsgevonden
met de omschrijving "Turbines PLC SCADA", met vermelding van een serienummer
en/of gewicht en/of een prijs, zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en)
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven voornoemd hij, verdachte
(telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven voornoemd hij, verdachte (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door toen
aldaar opzettelijk genoemde [Mededader 2] te vertellen
over de hoogte van de op de factu(u)r(en) te vermelden factuur- en/of
BTW-bedrag(en) en/of het gebruik van de rubriek 'export tegen nul %-tarief'
op de aangifte omzetbelasting (in verband met de maximaal te verlenen
teruggave van BTW door de belastingdienst) met betrekking tot bij de
Belastingdienst door genoemde [mededader] aangemelde onderneming, te weten [naam NV 1]
NV;
225-1 jo 48 SR
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2001 tot en met 31 januari
2004 in de gemeente(n) Amstelveen en/of Amsterdam en/of te Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
als ambtenaar, te weten als inspecteur bij de Belastingdienst, meermalen,
althans eenmaal,
een gift of belofte, te weten (een) geldbedrag(en) van tussen 115.000,- euro
en 150.000,- euro, althans enig bedrag, middellijk en/of onmiddellijk heeft
aangenomen van A.H.P [Mededader 2] en/of [mededader],
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze gift(en) en/of belofte(n) hem,
verdachte, (telkens) werd(en) gedaan en/of aangeboden teneinde hem, verdachte,
te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na
te laten en/of
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze gift(en) en/of belofte(n) hem,
verdachte, werd(en) gedaan en/of aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van
hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn
bediening was gedaan of nagelaten,
te weten (onder meer)
a. het middellijk en/of onmiddellijk aan genoemde [Mededader 2] en/of [mededader]
verstrekken van inlichtingen over de hoogte van de op de inkoopfactu(u)r(en),
(telkens) afkomstig van [naam BV] en gericht aan [naam NV 1] NV (handelend
onder de naam [naam NV] (NV)) (D-008a tot en met D-022a, D-059 en
D-060), te vermelden factuur- en/of BTW-bedrag(en) en/of het gebruik van de
rubriek 'export tegen nul %-tarief' op de aangifte omzetbelasting (in verband
met de maximaal te verlenen teruggave van BTW door de belastingdienst) met
betrekking tot bij de Belastingdienst door genoemde [mededader] aangemelde
onderneming, te weten [naam NV 1] NV,
(telkens) met als doel en/of gevolg dat door die [naam NV 1] NV bij de
Belastingdienst ingediende (negatieve) aangiften omzetbelasting (mede) door
hem, verdachte, in persoon behandeld en/of beïnvloed werd(en), althans
kon(den) worden
en/of
b. het (mede) fiatteren van drie, althans een of meer, teruggave(n)
omzetbelasting betreffende de door die [naam NV 1] NV bij de Belastingdienst
ingediende aangifte(n) omzetbelasting over het tijdvak november 2002 en/of
januari 2003 en/of februari 2003
en/of
c. het middellijk en/of onmiddellijk aan genoemde [Mededader 2] en/of [mededader]
verstrekken van inlichtingen omtrent het verloop van de behandeling van door
die [naam NV 1] NV bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) omzetbelasting;
363 SR
art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 1 december 2005 in de gemeente Amsterdam en/of (elders) in
Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad 30 (dertig) trips/eenheden
LSD/lysergide, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende lysergide,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 aanhef /onderdeel C OW
10-3 OW
art 2 ahf/ond C Opiumwet
5.
[naam ltd], verder te noemen 'de Limited', op twee, althans een
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 24
november 2005 in de gemeente Amsterdam en/of te Hoofddorp in de gemeente
Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als
bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten 2 (twee),
althans een aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de Limited,
(telkens) over de periode van 01 juli 2005 tot en met 31 oktober 2005 (D-1 en
D-15), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft de Limited (telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid -
zakelijk weergegeven - vermeld en/of doen of laten vermelden op/in het/de bij
de inspecteur van de belastingdienst te Hoofddorp in de gemeente
Haarlemmermeer, in elk geval bij de belastingdienst ingediende
aangiftebiljet(en) omzetbelasting over de voorgenoemde periode(n)
-dat de Limited tegen het tarief van 0 (nul) % omzetbelasting verschuldigd is
(rubriek 3a) in verband met leveringen aan een of meer onbekende afnemer(s)
buiten de Europese Unie,
en/of
-dat de Limited recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b en/of E)
en/of
-dat de Limited (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting
(rubriek 5e en/of 'Totaal te betalen/terug')
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven;
zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/ of feitelijke leiding heeft gegeven aan vorenomschreven verboden
gedraging(en);
69 AWR
51-2 SR
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam ltd], verder te noemen 'de Limited', op twee, althans een
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 24
november 2005 in de gemeente Amsterdam en/of te Hoofddorp in de gemeente
Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
(telkens) ter uitvoering van de/het door de Limited voorgenomen
misdrijven/misdrijf om, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een (of meer)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
de Inspecteur van de Belastingdienst te Hoofddorp in de gemeente
Haarlemmermeer, in elk geval de Belastingdienst, althans de Staat der
Nederlanden, te bewegen tot de afgifte van 2 (twee), althans een,
geldbedrag(en) gezamenlijk groot 250.000,- euro of daaromtrent, althans enig
bedrag, althans enig goed,
met het hiervoor omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- 2 (twee),
althans een, door de belastinginspecteur uitgereikte aangiften
omzetbelasting, te weten 2 (twee) aangiften omzetbelasting ten name van de
Limited, (telkens) over de periode(n) van 01 juli 2005 tot en met 31 oktober
2005 (D-1 en D-15), valselijk heeft opgemaakt, althans valselijk heeft doen of
laten opmaken, door in die aangifte(n) voornoemd te vermelden, althans te doen
of laten vermelden
-dat de Limited recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b en/of
rubriek E) in verband met aan de Limited gefactureerde prestaties door [naam BV] en/of een of meer onbekende leverancier(s);
en/of
-dat de Limited (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting
(rubriek 5g en/of 'Totaal te betalen/terug') in verband met leveringen door
de Limited aan een of meer onbekende afnemer(s) buiten de Europese Unie en/of
in verband met aan de Limited gefactureerde prestaties door [naam BV] en/of een of meer onbekende leverancier(s),
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijf/misdrijven (telkens)
niet is voltooid,
zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft
gegeven en/ of feitelijke leiding heeft gegeven aan vorenomschreven verboden
gedraging(en);
326 SR
51-2 SR
45 SR
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 16 juni 2005, althans in de periode van 01 juni 2005 tot
en met 01 november 2005 in de gemeente Amsterdam en/of te Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
-een factuur, blijkens factuuropdruk afkomstig van [naam BV] en
gericht aan [naam ltd], gedateerd 15 augustus 2005 (D-3) en of
-een factuur, blijkens factuuropdruk afkomstig van [naam BV] en
gericht aan [naam ltd], gedateerd 16 september 2005 (D-4),
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers hebben/heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn
medeverdachte(n), valselijk en/of in strijd met de waarheid –zakelijk
weergegeven-
-op die factuur voornoemd, gedateerd 15 augustus 2005 (D-3), vermeld de
verkoop van zes (6) hoogwerkers van het voor hoogwerkers onbekende merk JPG
en/of unieke serienummers en/of een (onjuist) debiteurnummer en/of een
(onjuist) factuurnummer
en/of
-op die factuur voornoemd, gedateerd 16 september 2005 (D-4), vermeld de
verkoop van vijf (5) hoogwerkers van het merk JPG en/of unieke serienummers,
die niet in de administratie van die [naam BV] voorkomen en/of
een onjuist debiteurnummer en/of een onjuist factuurnummer,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
225-1 jo 47 SR
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht