ECLI:NL:RBBRE:2012:BY6320

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
996028-05
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Beukers-van Dooren
  • J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude, valsheid in geschrift en gewoonte-witwassen met aanzienlijke benadelingsbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 12 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het feitelijk leidinggeven aan het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting, valsheid in geschrift en gewoonte-witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, gedurende een periode van enkele jaren opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, wat resulteerde in een benadelingsbedrag van ongeveer 2,5 miljoen euro. De verdachte heeft ook een groot aantal facturen vervalst om deze onjuiste aangiften te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen en dat hij betrokken was bij gewoonte-witwassen van de opbrengsten van de belastingfraude. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet strafbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar vond dit niet voldoende om de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de omkoping van een belastingambtenaar, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De uitspraak benadrukt de ernst van belastingfraude en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 996028-05
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Buntsma, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Huisman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte gedurende periodes in de jaren 2002 tot en met 2006
feit 1 feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting door [naam NV] en anderen gedurende een aantal maanden dan wel dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van oplichting door [naam NV] en anderen waardoor de Belastingdienst werd bewogen tot afgifte van een bedrag van € 2.500.000,--;
feit 2 samen met anderen 17 inkoopfacturen gericht aan [naam NV] valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken;
feit 3 samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonte-witwassen;
feit 4 samen met anderen een ambtenaar (een inspecteur van de Belastingdienst) heeft omgekocht door hem een gift te doen;
feit 5 feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting door [naam BV 1] gedurende een aantal maanden dan wel dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van oplichting door [naam BV 1] waardoor de Belastingdienst werd bewogen tot afgifte van een bedrag van € 110.000,-- en een poging daartoe door [naam BV 1] voor een bedrag van € 190.000,--;
feit 6 een groot aantal facturen (op naam van [naam BV2], [naam BV 3] en [naam BV 1]) valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van schending van de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak tegen verdachte moet worden afgedaan. Gewezen is op een uitspraak van deze rechtbank van dit jaar waarbij de officier van justitie wegens een overschrijding met negen jaar niet-ontvankelijk werd verklaard.
Daarnaast is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie een deal heeft gesloten met medeverdachte [mededader 1] waardoor de rechtbank deze medeverdachte, die tevens de schakel in het geheel is, wordt onthouden. Geconcludeerd wordt dat sprake is van schending van de goede procesorde.
Voor zover de verdediging hiermee de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft willen betogen overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, dient een verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft te gelden dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis wordt gewezen, behoudens het geval dat zich bijzondere omstandigheden voordoen. Of sprake is van bijzondere omstandigheden zal afhangen van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In het onderhavige geval is dit de aanhouding van verdachte geweest op 7 november 2005, waarna hij is gehoord. Vastgesteld moet worden dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met vijf jaar.
De rechtbank is van oordeel, in het bijzonder gelet op de omvang van het onderzoek en de omstandigheid dat in de zaak van verdachte en zijn medeverdachten nog een aantal getuigen is gehoord door de rechter-commissaris, dat de duur van de overschrijding niet dermate is dat dit de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie met zich mee zou moeten brengen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is regel dat een overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf. Dit leidt niet tot niet-ontvankelijkheid, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat in het dossier van verdachte geen aanwijzingen zijn aangetroffen die duiden op een deal met medeverdachte [mededader 1] zodat ook dit niet kan leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. De aan [mededader 1] aangeboden transactie alleen is daarvoor onvoldoende aanwijzing.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de officier van justitie ontvankelijk.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 primair, 2, 3 (met uitzondering van de onderdelen a en f), 4, 5 primair en 6 heeft gepleegd en baseert zich daarbij in het bijzonder op de bekennende verklaring van verdachte, op verklaringen van medeverdachten en getuigen en op de zich in het dossier bevindende aangifteformulieren omzetbelasting en facturen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Aangevoerd is dat verdachte zijn betrokkenheid bij de hem tenlastegelegde feiten exact heeft aangegeven.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1 primair omdat niet vastgesteld kan worden dat de onjuiste aangiften omzetbelasting ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven omdat aangegeven werd dat sprake was van leveringen belast tegen het 0%-tarief waarover geen omzetbelasting verschuldigd was en de aangiften slechts leidden tot een teruggaaf van omzetbelasting. Slechts hetgeen verdachte subsidiair is tenlastegelegd, de oplichting, kan wettig en overtuigend bewezenverklaard worden.
Ten aanzien van feit 2 is geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 3 sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie dat de onderdelen a en f geen witwashandelingen betreffen. Volgens de verdediging kunnen alleen de onderdelen b en c aangemerkt worden als witwashandelingen. De door verdachte daarna gepleegde handelingen, te weten het opnemen van contante gelden in Luxemburg en het vervolgens storten op de Palmtree-rekening en de verdeling van bedragen tussen hemzelf en de medeverdachten kunnen naar de mening van de verdediging niet aangemerkt worden als witwashandelingen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde omkoping (feit 4) is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Aangevoerd is dat verdachte de medeverdachte [mededader 2] niet kent en dat verder niet duidelijk is waaruit het omkopen heeft bestaan. Verder blijkt niet van wettig en overtuigend bewijs dat [mededader 2] handelingen heeft verricht die ertoe hebben geleid dat de Belastingdienst bedragen heeft betaald. Verzocht is verdachte ten aanzien van dit feit vrij te spreken.
Ten aanzien van de feiten 5 primair en 6 is geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van hetgeen verdachte onder feit 5 subsidiair is tenlastegelegd blijkt volgens de verdediging uit het dossier niet dat de Belastingdienst is overgegaan tot betaling van een bedrag van € 300.000,--.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht dit feit in de primaire variant wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 9 november 2005 , 15 november 2005 en op 17 november 2005 ;
- 17 aangiftebiljetten Omzetbelasting ;
- 2 overzichten van de Belastingdienst met daarop de data van ontvangst van de aangifteformulieren .
Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat niet vastgesteld kan worden dat de onjuiste aangiften omzetbelasting ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven, overweegt de rechtbank het volgende.
De gedragingen van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn pas strafbaar indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. Uit de parlementaire behandeling (MvT, Kamerstukken II, 1993/94, 23470, nr. 3, p 57) blijkt dat het begrip “heffing van te weinig belasting” ruim uitgelegd wordt. Hiervan kan bijvoorbeeld ook sprake zijn indien de onjuiste of onvolledige aangiften ertoe geleid hebben dat ten onrechte teruggave van belasting wordt gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van [naam NV] vallen onder de reikwijdte van artikel 69 AWR zodat hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Niet wettig en overtuigend bewezen acht de rechtbank dat verdachte opzettelijk op het aangifteformulier over de maand september 2002 (pagina 1600) heeft aangegeven dat de N.V. recht heeft op bijzondere teruggave, zonder verrekening van teruggaven als bedoeld in rubriek 5g (rubriek 6b). De rechtbank is van oordeel dat onmiskenbaar per abuis het terug te vragen bedrag op de verkeerde plaats is ingevuld. In zoverre wordt verdachte vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 15 november 2005 ;
- 17 facturen met als opdruk [naam BV 4] .
- de verklaring van getuige [getuige 1] dat de facturen niet afkomstig zijn van [naam BV 4] .
Feit 3
De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal voor ieder onderdeel afzonderlijk aangeven op grond waarvan zij dat onderdeel wettig en overtuigend bewezen acht.
Onderdeel a:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 7 november 2005 ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot 21 betalingen door de Belastingdienst tot een totaalbedrag van € 2.501.909,-- op bankrekening [0000000] bij de ABN/AMRO.
Met betrekking tot dit onderdeel van de tenlastelegging overweegt de rechtbank het volgende. De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat onderdeel a van feit 3 tot een vrijspraak dient te leiden. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat voor dit onderdeel wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. Immers verdachte heeft het daarin genoemde bedrag op de rekening van de vennootschap ontvangen. Echter naar het oordeel van de rechtbank is dit onderdeel van de tenlastelegging niet te kwalificeren als witwashandeling nu dit onderdeel van de tenlastelegging enkel ziet op de door de Belastingdienst gedane betalingen op de ABN/AMRO-rekening ten name van [naam NV 2]. Het betreft hier dus feitelijke gedragingen die rechtstreeks te maken hebben met het gronddelict zelf, de belastingfraude door [naam NV 1] waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven. Het enkel verwerven of voorhanden hebben door verdachte als bestuurder en/of feitelijk leidinggevende van [naam NV 1] van deze bedragen afkomstig uit een door [naam NV 1] onder zijn feitelijke leiding gepleegde belastingfraude heeft niet bijgedragen tot het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze gelden zodat die gedragingen niet als witwassen kunnen worden gekwalificeerd (vgl. HR 26-10-2010 LJN BM4440 ). Om die reden zal de rechtbank verdachte in zoverre ontslaan van alle rechtsvervolging.
Onderdeel b:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 7 november 2005 en 14 november 2005 ;
- de bevindingen met betrekking tot 11 contante kasopnamen van de ABN/AMRO-rekening [0000000] met een totaalbedrag van € 137.500,-- .
Onderdeel c:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 7 november 2005 en 17 november 2005 ;
- de bevindingen bij de Banque de Luxembourg naar aanleiding van een rechtshulpverzoek met betrekking tot 13 stortingen vanaf de ABN/AMRO-rekening [0000000] naar de bankrekening [1111111] met benaming “Matchbox 12070” tot een gezamenlijk bedrag van € 2.273.830,-- .
Onderdeel d:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 7 november 2005 en 1 oktober 2008 ;
- de bevindingen bij de Banque de Luxembourg naar aanleiding van een rechtshulpverzoek met betrekking tot 23 contante opnamen van bankrekening [1111111] met benaming “Matchbox 12070” tot een gezamenlijk bedrag van € 2.272.950,-- .
Onderdeel e:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 8 november 2005 en 1 oktober 2008 ;
- de bevindingen bij de Banque de Luxembourg naar aanleiding van een rechtshulpverzoek met betrekking tot 13 kasstortingen op bankrekening [2222222222] met benaming “Palmtree 13855” tot een gezamenlijk bedrag van € 591.600,--
Onderdeel f:
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook dit onderdeel wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. Verdachte heeft zowel ter zitting als bij de FIOD bekend dat hij het in Luxemburg opgenomen geld heeft gedeeld met zijn mededaders. Deze verklaring vindt ook steun in de verklaringen van medeverdachten [mededader 1] en [mededader 3] . Een deel van het in dit onderdeel genoemde bedrag van € 1.680.000,-- is overgedragen aan mededaders.
Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte geld heeft overgedragen aan zichzelf nu hij dat geld al voorhanden had.
De rechtbank volgt de verdediging niet waar is aangevoerd dat enkel de onderdelen b en c witwashandelingen betreffen. De rechtbank is van oordeel dat alle hiervoor onder de onderdelen b tot en met f tenlastegelegde gedragingen witwashandelingen zijn, immers handelingen betreffen die erop gericht zijn om criminele opbrengsten uit de belastingfraude veilig te stellen Gelet op het vele malen plegen van deze gedragingen en de periode waarin deze handelingen hebben plaats gevonden, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gewoonte-witwassen. De rechtbank overweegt hierbij nog dat uit de jurisprudentie een zekere begrenzing van opeenvolgende witwashandelingen terzake voorwerpen of gelden afkomstig uit hetzelfde gronddelict valt af te leiden, met name indien tijdsverloop en vervolgtransacties een te ver verwijderd verband met de criminele afkomst bewerkstelligen. De rechtbank is van oordeel dat de opeenvolgende verhullingsgedragingen van verdachte en zijn medeverdachten niet te ver verwijderd zijn geweest van het gronddelict, het frauderen met omzetbelasting. Met name gelet op het korte tijdsverloop telkens tussen gedane betalingen door de Belastingdienst en de daarop door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde verhullingshandelingen, vormen zij binnen genoemde begrenzing de gewoonte als bedoeld in art. 420ter Sr.
Verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen [mededader 2] belastinginspecteur, of een ambtenaar heeft omgekocht.
Bij vonnis van heden is medeverdachte [mededader 2] vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd met betrekking tot het aanvaarden van giften ten behoeve van het verstrekken door hem van informatie en het fiatteren van aangiften omzetbelasting. Daarbij is overwogen dat de verdenking jegens [mededader 2] in hoofdzaak is gebaseerd op de verklaring van medeverdachte [mededader 1]. Anderen, waaronder verdachte, noemen hem niet rechtstreeks. De verklaring Van [mededader 1] wordt slechts ondersteund door feiten en omstandigheden die op basis van verklaringen van anderen zijn aan te merken als in relatie staand tot het delict, zoals het betalen met briefjes van €500,--, het feit dat [getuige 2] zegt dat [mededader 2] en [mededader 1] elkaar kennen en het feit dat [getuige 3] zegt dat [mededader 2] en [mededader 1] samen in een bepaald eettentje hebben gegeten.
De rechtbank heeft daarover nog het volgende opgemerkt:
- [mededader 1] noemt bij een van zijn eerste verklaringen de belastingambtenaar met wie hij contact zou hebben gehad, [naam belastingambtenaar]. Dat wekt bevreemding in het licht van de vele contacten die er volgens hem met die ambtenaar zouden zijn geweest.
- [verdachte] en [mededader 3] hebben verklaard de belastingambtenaar die volgens [mededader 1] behulpzaam zou zijn geweest, niet te kennen en ook [mededader 2] kennen zij niet volgens hun verklaring.
- De mede aan de verdenking ten grondslag liggende betalingen met briefjes van € 500,-- hebben betrekking op transacties die gerelateerd zijn aan de vriendin van verdachte [mededader 2]. De vraag of de werkzaamheden van deze vriendin dergelijke uitgaven mogelijk maakten, is onvoldoende onderzocht.
- Het door verdachte [mededader 2] geschetste alternatieve scenario ter zake de herkomst van de gelden, is evenmin onderzocht.
- De verklaring van [getuige 2] over de relatie tussen verdachte [mededader 2] en [mededader 1] is te vaag en de verklaring van [getuige 3] over het gezamenlijk eten, wordt niet ondersteund door de eigenaar van de eetgelegenheid, die [mededader 1] niet maar verdachte [mededader 2] wel herkent.
- De verklaringen van de bij de Belastingdienst werkzame personen die met verdachte [mededader 2] hebben samengewerkt, zijn zodanig dat ook op grond daarvan niet kan worden vastgesteld dat het nu juist verdachte [mededader 2] was degene die bij de afwikkeling van de aangiftes van [naam NV 1] een bepalende rol speelde.
- In het dossier bevinden zich slechts een zeer beperkt aantal geleidelijsten en beoordelingsformulieren en deze maken geenszins aannemelijk dat het nu juist verdachte [mededader 2] was die daarin een bepalende rol speelde.
Het gehele dossier laat, mede in het licht van vorenstaande, de mogelijkheid open van een scenario waarin [mededader 2] door [mededader 1], op basis van hem bekende of van anderen verkregen informatie, wordt aangewezen als degene die betrokken was bij de strafbare feiten waarvan [mededader 2] nu wordt verdacht, zonder dat hij of een andere ambtenaar daarvoor is omgekocht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient verdachte vrijgesproken te worden van de hem tenlastegelegde omkoping.
Feit 5
De rechtbank acht dit feit in de primaire variant wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 en afgelegd bij de FIOD op 9 november 2005 en op 21 september 2006 ;
- de elektronisch bij de Belastingdienst ingekomen aangiften Omzetbelasting , over de maanden juni 2005, juli 2005, augustus 2005 en september 2005 ;
- de verklaring van de getuige [getuige 4] .
Feit 6
De rechtbank acht dit feit, voor zover het betreft de uitgaande facturen, wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 november 2012 ;
- 21 facturen, gericht aan La Manche Films ;
- 7 facturen, gericht aan Jersey Film .
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overige onder feit 6 genoemde facturen (afkomstig van [naam BV2] en [naam BV 3]) valselijk heeft opgemaakt. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter zitting van 28 november 2012 dat niet hij maar een ander deze facturen heeft gemaakt, gelet op zijn bekennende houding ten aanzien van hetgeen hem overigens ten laste is gelegd. De rechtbank acht het niet onwaarschijnlijk dat laatstgenoemde facturen door een ander dan verdachte valselijk zijn opgemaakt. In zoverre wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
[naam NV], verder te noemen 'de N.V.', op tijdstippen in de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de gemeenten Amstelveen en Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer,
telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften
voor de omzetbelasting ten name van de N.V. over de maand(en) augustus 2002en september 2002 en oktober 2002 en november 2002 en december 2002 en januari 2003
en februari 2003 en maart 2003 en april 2003 en mei 2003 en juni 2003 en juli 2003 en
september 2003 en oktober 2003 en november 2003 en december 2003 en over de periode 1 januari 2002 tot en met 31mei 2002 onjuist heeft gedaan,
immers hebben de NV en een of meer van haar medeverdachten opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -vermeld op de bij de inspecteur van de
belastingdienst ingediende aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting over de voornoemde maanden en periode
- dat aan de N.V. binnenlandse leveringen/diensten hebben plaatsgevonden,
waarbij de heffing van omzetbelasting naar de N.V. is verlegd (rubriek 2)
en/of
- dat door de N.V. leveringen aan het buitenland hebben plaatsgevonden
(rubriek 3)
en/of
- dat aan de N.V. leveringen vanuit het buitenland zijn verricht (rubriek 4)
en/of
- dat de N.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b)
en/of
- dat de N.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g)
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting
werd geheven,zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan
vorenomschreven verboden gedragingen;
2.
in de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de gemeenten Breda en/of Amstelveen en/of te Rijsbergen in de gemeente Zundert tezamen en
in vereniging met een ander, 17 (zeventien) inkoopfacturen, telkens blijkens factuuropdruk afkomstig van [naam BV 4] en gericht aan [naam NV 2], elk
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt,immers hebben verdachte en zijn
medeverdachte, toen aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd
met de waarheid
-zakelijk weergegeven- op die inkoopfacturen voornoemd, telkens vermeld
dat (handels)activiteiten hebben plaatsgevonden met de omschrijving "Turbines
PLC SCADA", met vermelding van een serienummer en gewicht en een prijs,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
in de periode van 30 augustus 2002
tot en met 27 september 2006 in de gemeenten Breda en/of Amstelveen
en/of te Luxemburg (stad) ,tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten [mededader 3] en [mededader 1],
a. voorwerpen, te weten 21 (eenentwintig) geldbedragen (tot een gezamenlijk bedrag groot 2.500.000,-- euro of daaromtrent), op tijdstippen in de periode van 30 augustus 2002 tot en met 3februari 2004, heeft verworven en voorhanden gehad en daarvan heeft gebruik gemaakt via bankrekening [0000000] ten name van [naam NV 2] bij ABN/AMRO, welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was
en
b. voorwerpen, te weten 11 (elf) geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 137.500,-- euro in de periode van 2 september 2002 tot en met 21 januari 2004 heeft verworven, voorhanden gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt, door deze geldbedragen contant op te nemen vanbankrekening [0000000] ten name van [naam NV 2] bij ABN/AMRO en te storten op een bankrekening ten name van [naam BV 5], waarvan verdachte oprichter, enig aandeelhouder en directeur
is en/of ten name van [naam BV 6], waarvan die [naam BV 5] 50% van de aandelen bezit
en
c. voorwerpen, te weten 13 (dertien) geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 2.270.000,-- euro of daaromtrent,in de
periode van 6 september 2002 tot en met 13 februari 2004 heeft omgezet door deze over te boeken van bankrekening [0000000] ten name van [naam NV 2] bij ABN/AMRO naar bankrekening [1111111] met benaming 'MATCHBOX
12070' bij Banque de Luxembourg, welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij,
verdachte, als enige gerechtigd was
en
d. voorwerpen, te weten 23 (drieëntwintig) geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 2.270.000,-- euro of daaromtrent, in de periode van 16 september 2002 tot en met 17 februari 2004 heeft verworven,voorhanden gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt door bedoelde bedragen in contante gelden op te nemen van bankrekening [1111111] met benaming 'MATCHBOX 12070' bij Banque de Luxembourg, welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij als enige gerechtigd was
en
e. voorwerpen, te weten 13 (dertien) , geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 590.000,-- euro of daaromtrent, in de
periode van 16 september 2002 tot en met 11 oktober 2004, heeft voorhanden gehad en omgezet door bedoelde bedragen in contant geld te storten op bankrekening [2222222222] met benaming 'PALMTREE 13855' bij Banque de Luxembourg, welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was
en
f. voorwerpen, te weten geldbedragen in de periode van 16 september 2002 tot en met 17 februari 2004, heeft overgedragen, door bedoelde bedragen in contant geld te delen tussen zijn medeverdachten terwijl hij, verdachte en zijn medeverdachten telkens wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,van het plegen van welke feiten hij, verdachte, en zijn medeverdachten een gewoonte hebben gemaakt;
5. primair
[naam BV 1], verder te noemen 'de B.V.', op tijdstippen in de periode van 01 juni 2005 tot en met 31 oktober 2005 in de
gemeenten Heerlen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene
aangifte als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van de B.V. over de maanden juni 2005 en juli 2005 en augustus 2005 en september 2005 onjuist heeft gedaan,
immers heeft de BV telkens opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - vermeld of doen of laten vermelden op de bij de inspecteur van de belastingdienst ingediende aangiftebiljetten voor de omzetbelasting
over bovengenoemde maanden
- dat de B.V. tegen het tarief van 0 (nul) % omzetbelasting verschuldigd is
(rubriek 1e);
en/of
- dat de B.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b)
en/of
- dat de B.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek 5g en/of 'Totaal te betalen/terug'), terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, zulks terwijl hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan vorenomschreven verboden gedragingen;
6.
op tijdstippen in de periode van 01 juni 2005 tot en met 7 november 2005 te Breda en/of te Halderberge (voorheen genaamd Oud en Nieuw Gastel) = 21 (eenentwintig) facturen gericht aan La Manche Films en = 7 (zeven) facturen, gericht aan Jersey Film,elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaaktt,immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die facturen voornoem vermeld dat (handels)activiteiten hebben plaatsgevonden, te weten "post production work" en "realised fx animation" en "developed story board zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten, met uitzondering van hetgeen hiervoor onder 4.3 ten aanzien van feit 3, onderdeel a is overwogen en bewezenverklaard.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Met betrekking tot de strafbaarheid van de feiten is, zoals hiervoor al aangegeven, door de verdediging aangevoerd dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hiervan geen sprake is nu onder feit 2 is tenlastegelegd en bewezenverklaard dat verdachte de facturen heeft vervalst. Niet tenlastegelegd en bewezenverklaard is het gebruik maken van vervalste facturen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een gevangenisstraf van 3 jaar op te leggen. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het inmiddels 7 jaar geleden is dat verdachte in voorarrest heeft gezeten voor deze zaak en dat het geen zin meer heeft om hem nu nog terug te sturen naar de gevangenis. Daarnaast is aangevoerd dat verdachte volledig aan de grond zit.
Met name gelet op de omstandigheid dat medeverdachte [mededader 1] een schikkingsvoorstel is gedaan van 120 uur werkstraf met daarnaast een betalingsverplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 20.000,-- is de verdediging van mening dat volstaan kan worden met een maximale taakstraf met eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
[naam NV], waarvan verdachte bestuurder was, heeft, al dan niet tezamen met anderen, in een periode van enkele jaren onjuiste aangiften voor de omzetbelasting gedaan. Ook een andere onderneming van verdachte, [naam BV 1], heeft onjuiste aangiften voor de omzetbelasting gedaan. Verdachte heeft aan het doen van die onjuiste aangiften feitelijk leiding gegeven. Teneinde de aangiften te kunnen onderbouwen heeft verdachte een groot aantal facturen vervalst.
Naar aanleiding van deze door verdachte ingediende aangiften heeft de Belastingdienst een bedrag van ongeveer 2,5 miljoen euro aan eerstgenoemde onderneming betaald. Verdachte heeft vervolgens het overgrote gedeelte van dit bedrag overgemaakt naar een door hem geopende bankrekening in Luxemburg, gevolgd door diverse witwashandelingen.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is de Staat der Nederlanden voor een aanzienlijk groot bedrag benadeeld. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer ernstige feiten doordat verdachte op grote schaal gebruik heeft gemaakt van gemeenschapsgelden.
De rechtbank is gebleken dat verdachte al eerder wegens het plegen van fraude is veroordeeld. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de strafmaat. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de hoogte van het benadelingsbedrag en de periode waarin verdachte de feiten heeft gepleegd.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats. De rechtbank neemt tot uitgangspunt wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en wat in oriëntatiepunten voor zaken als deze is opgenomen. Wanneer wordt gekeken naar de rol van verdachte, de omvang en de duur van de fraude en het door verdachte genoten voordeel –ook indien rekening wordt gehouden met doorbetaling van een aanzienlijk deel aan de medeverdachten-, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3,5 jaar in beginsel op zijn plaats. De rechtbank laat echter meewegen dat de redelijke termijn in de zaak van verdachte fors is overschreden, namelijk met een periode van 5 jaar. In vergelijkbare zaken heeft de rechtbank daarvoor een korting toegepast van 25 %. De rechtbank ziet gronden om dat in deze zaak eveneens te doen. De rechtbank is echter van oordeel dat een verdere korting op zijn plaats is wegens de navolgende omstandigheid.
Aan medeverdachte [mededader 1] is een door hem geaccepteerde transactie aangeboden die inhoudt het verrichten van 120 uur werkstraf en het betalen van € 20.000,-- ter zake de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank neemt dan in ogenschouw dat als uitgegaan wordt van de eigen verklaring van [mededader 1], hij tenminste € 140.000,-- heeft ontvangen. Hij verklaart immers dat hij € 140.000,-- tot € 150.000,-- aan [mededader 2] heeft gegeven, een zelfde bedrag als hij heeft ontvangen. De rol van [mededader 1] volgens zijn eigen verklaring is die dat hij als liaison heeft gediend tussen die belastingambtenaar en de verdachte en dat hij het contact met deze ambtenaar zelf onderhield en afschermde voor zijn medeverdachten. Hij gaf de van deze ambtenaar verkregen informatie over de wijze van opstellen van de facturen en de hoogte van de op de aangiftes te vermelden bedragen, door aan verdachte. Hij geeft daarbij aan dat toen verdachte (te) grote bedragen wilde vorderen, hij hem heeft getemperd.
Met deze handelingen heeft [mededader 1] naar het oordeel van de rechtbank in zijn eigen visie niet alleen een wezenlijke rol gespeeld bij de aanvang van de fraude maar heeft hij ook voortduring van de fraude mogelijk gemaakt. Vanzelfsprekend mag het Openbaar Ministerie een eigen inschatting maken van de strafwaardigheid van de aan [mededader 1] verweten gedragingen en de omvang van zijn rol, maar de transactie die aan [mededader 1] is aangeboden staat naar het oordeel van de rechtbank niet in verhouding tot zijn rol en het door hem genoten voordeel. Weliswaar kan niet gezegd worden dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, alleen al vanwege het vele malen grotere voordeel dat verdachte heeft ontvangen en de grotere rol die hij heeft gespeeld, maar vorenstaande is wel een zodanige factor dat de rechtbank daarmee bij de bepaling van de strafmaat rekening zal houden.
Rekening houdend met vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
7 Het beslag
Ter zitting heeft de raadsman van verdachte aangegeven dat er beslag is gelegd op een bedrag van € 130.000,--. Door de officier van justitie is geen lijst van inbeslaggenomen voorwerpen overgelegd. Ter zitting heeft zij aangegeven dat op genoemd bedrag fiscaal beslag is gelegd. Gelet hierop kan de strafrechter geen beslissing nemen omtrent dit beslag.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 51, 57, 91, 225, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 69, 72 en 96 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van feit 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezene onder feit 3, onderdeel a, niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
medeplegen van: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of
onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven,
begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de
verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3, de onderdelen b tot en met f:
medeplegen van: een gewoonte maken van witwassen;
feit 5 primair:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 6:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Beukers- van Dooren en mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
[naam NV], verder te noemen 'de N.V.', op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de
gemeente(n) Amstelveen en/of Breda en/of Heerlen en/of te Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als
bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n)
voor de omzetbelasting ten name van de N.V. over de maand(en) augustus 2002
(D-008) en/of september 2002 (D-009) en/of oktober 2002 (D-010) en/of
november 2002 (D-011) en/of december 2002 (D-012) en/of januari 2003 (D-013)
en/of februari 2003 (D-014) en/of maart 2003 (D-015) en/of april 2003 (D-016)
en/of mei 2003 (D-017) en/of juni 2003 (D-018) en/of juli 2003 (D-061) en/of
september 2003 (D-019) en/of oktober 2003 (D-020) en/of november 2003 (D-021)
en/of december 2003 (D-022) en/of over de periode 1 januari 2002 tot en met 31
mei 2002 (D-023) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebben/heeft de NV en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n)
(telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
vermeld en/of doen of laten vermelden op/in het/de bij de inspecteur van de
belastingdienst te Amstelveen, in elk geval bij de belastingdienst ingediende
aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting over de voornoemde maand(en) en/of
periode
- dat aan de N.V. binnenlandse leveringen/diensten hebben plaatsgevonden,
waarbij de heffing van omzetbelasting naar de N.V. is verlegd (rubriek 2)
en/of
- dat door de N.V. leveringen aan het buitenland hebben plaatsgevonden
(rubriek 3)
en/of
- dat aan de N.V. leveringen vanuit het buitenland zijn verricht (rubriek 4)
en/of
- dat de N.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b)
en/of
- dat de N.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g)
en/of
- dat de N.V. recht heeft op bijzondere teruggave zonder verrekening van
teruggaven als bedoeld in rubriek 5g (rubriek 6b),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht
heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan
vorenomschreven verboden gedraging(en);
69-2 AWR
51-2 WvSR
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam NV], verder te noemen 'de N.V.', op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 januari 2004 in de
gemeente(n) Amstelveen en/of Breda en/of Heerlen en/of te Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk
om zich en/of een of meer ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de inspecteur van de
belastingdienst te Amstelveen, in elk geval de Belastingdienst, althans de
Staat der Nederlanden, heeft bewogen tot de afgifte(n) van 21(eenentwintig),
althans een of meerdere, geldbedrag(en), gezamenlijk groot 2.500.000,- euro of
daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), althans enig(e) goed(eren),
hebbende de NV en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) (telkens) met
hiervoor omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
20 (twintig), althans een of meer, door de belastinginspecteur uitgereikte
aangifte(n) omzetbelasting ten name van de N.V. over de maand(en) augustus
2002 (D-008) en/of september 2002 (D-009) en/of oktober 2002 (D-010) en/of
november 2002 (D-011) en/of december 2002 (D-012) en/of januari 2003 (D-013)
en/of februari 2003 (D-014) en/of maart 2003 (D-015) en/of april 2003 (D-016)
en/of mei 2003 (D-017) en/of juni 2003 (D-018) en/of juli 2003 (D-061) en/of
september 2003 (D-019) en/of oktober 2003 (D-020) en/of november 2003 (D-021)
en/of december 2003 (D-022) en/of over de periode 1 januari 2002 tot en met 31
mei 2002 (D-023), valselijk opgemaakt, althans valselijk doen of laten
opmaken, door in die aangifte(n) voornoemd te vermelden, althans te doen of
laten vermelden
- dat aan de N.V. binnenlandse leveringen/diensten hebben plaatsgevonden,
waarbij de heffing van omzetbelasting naar de N.V. is verlegd (rubriek 2)
en/of
- dat door de N.V. leveringen aan het buitenland hebben plaatsgevonden
(rubriek 3)
en/of
- dat aan de N.V. leveringen vanuit het buitenland zijn verricht (rubriek 4)
en/of
-dat de N.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b)
en/of
- dat de N.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g)
en/of
- dat de N.V. recht heeft op bijzondere teruggave zonder verrekening van
teruggaven als bedoeld in rubriek 5g (rubriek 6b)
en/of voornoemde valselijk opgemaakte aangifte(n) ingediend, althans doen of
laten indienen bij de inspecteur van de belastingdienst te Amstelveen, in elk
geval bij de belastingdienst, althans bij de Staat der Nederlanden,
waardoor de inspecteur van de belastingdienst, in elk geval de
Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, (telkens) werd bewogen tot
hiervoor genoemde afgifte(n),
zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht
heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan
vorenomschreven verboden gedraging(en);
326 SR
51-2 SR
art 326 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2002 tot en met 31 januari 2004 in de gemeente(n) Breda en/of Amstelveen en/of
te Rijsbergen in de gemeente Zundert en/of (elders) in Nederland, tezamen en
in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
17 (zeventien), althans een of meerdere, inkoopfactu(u)r(en), (telkens)
blijkens factuuropdruk afkomstig van [naam BV 4] en gericht aan [naam NV]
en/of [naam NV 2] (D-008a tot en met D-022a, D-059 en D-060), (elk)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn
medeverdachte(n), toen aldaar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd
met de waarheid
-zakelijk weergegeven- op die inkoopfactu(u)r(en) voornoemd, (telkens) vermeld
dat (handels)activiteiten hebben plaatsgevonden met de omschrijving "Turbines
PLC SCADA", met vermelding van een serienummer en/of gewicht en/of een prijs,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
225-1 jo 47 WvSR
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus 2002
tot en met 27 september 2006 in de gemeente(n) Breda en/of Amstelveen
en/of (elders) in Nederland en/of te Luxemburg (stad) en/of (elders) in
Luxemburg (land),
tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n) G. [mededader 3] en/of [mededader 1]
en/of [mededader 2] en/of anderen of een ander, althans alleen,
a. een of meer voorwerp(en), te weten 21 (eenentwintig), althans een aantal,
geldbedragen (tot een gezamenlijk bedrag groot 2.500.000,- euro of
daaromtrent, althans groot 2.375.000,- euro of daaromtrent), op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 augustus 2002 tot en met 3
februari 2004, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of
daarvan heeft gebruik gemaakt op/via bankrekening [0000000] ten name van
[naam NV 2] bij ABN/AMRO (D-291a, b en c), welke bankrekening door
hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige
gerechtigd was
en/of
b. een (of meer) voorwerp(en), te weten 11 (elf), althans een aantal,
geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 137.500,- euro of daaromtrent,
althans enig geldbedrag, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 2 september 2002 tot en met 21 januari 2004, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
door (een of meer van) deze geldbedrag(en) contant op te nemen van
bankrekening [0000000] ten name van [naam NV 2] bij ABN/AMRO en/of
te gebruiken ten behoeve van hem, verdachte en/of een of meer van zijn
medeverdachte(n) en/of te storten in de kas en/of op een bankrekening ten name
van [naam BV 5], waarvan verdachte oprichter, enig aandeelhouder en directeur
is en/of ten name van [naam BV 6], waarvan die [naam BV 5] 50% van de aandelen
bezit
en/of
c. een of meer voorwerp(en), te weten 13 (dertien), althans een aantal,
geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 2.270.000,- euro of daaromtrent,
althans enig geldbedrag, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 6 september 2002 tot en met 13 februari 2004, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt
door deze over te boeken van bankrekening [0000000] ten name van [naam NV 2] bij ABN/AMRO naar bankrekening [1111111] met benaming 'MATCHBOX
12070' bij Banque de Luxembourg, welke bankrekening door hem, verdachte, is
geopend (D-110a en b en D-167 t/m D-173) en tot welke bankrekening hij,
verdachte, als enige gerechtigd was
en/of
d. een of meer voorwerp(en), te weten 23 (drieëntwintig), althans een aantal,
geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 2.270.000,- euro of daaromtrent,
althans enig geldbedrag, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 16 september 2002 tot en met 17 februari 2004, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt
door bedoeld(e) bedrag(en) in contant(e) geld(en) op te nemen van bankrekening
[1111111] met benaming 'MATCHBOX 12070' bij Banque de Luxembourg, welke
bankrekening door hem, verdachte, is geopend (D-110a en b en D-111 t/m D-134) en tot welke bankrekening hij als enige gerechtigd was
en/of
e. een of meer voorwerp(en), te weten 13 (dertien), althans een aantal,
geldbedragen tot een gezamenlijk bedrag groot 590.000,- euro of daaromtrent,
althans enig geldbedrag, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 16 september 2002 tot en met 11 oktober 2004, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt
door bedoeld(e) bedrag(en) in contant geld te storten op bankrekening [2222222222]
met benaming 'PALMTREE 13855' bij Banque de Luxembourg, welke bankrekening
door hem, verdachte, is geopend en (D-136 t/m D-148) tot welke bankrekening hij,
verdachte, als enige gerechtigd was
en/of
f. een of meer voorwer(pen), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een
gezamenlijk bedrag van 1.680.000,- euro of daaromtrent, althans enig
geldbedrag, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16
september 2002 tot en met 17 februari 2004, heeft verworven, voorhanden
gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt door
bedoeld(e) bedrag(en) in contant geld te delen tussen hem, verdachte en/of
een/of meer van zijn medeverdachte(n), althans met een ander of anderen,
(D-504 en AH-083)
terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) (telkens)
wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk –
afkomstig waren/was uit enig misdrijf,
van het plegen van welk(e) feit(en) hij, verdachte, en/of (een of meer van)
zijn medeverdachte(n) een gewoonte heeft/ hebben gemaakt;
420ter WvSR
420bis WvSR
jo 47 Sr
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2001 tot en met 31 januari
2004 in de gemeente(n) Amstelveen en/of Amsterdam en/of te Hoofddorp in de
gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met medeverdachte [mededader 1] en/of een ander of
anderen, althans alleen,
aan [mededader 2], geboren op [datum] te [plaats], inspecteur
van de Belastingdienst, in elk geval een ambtenaar,
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan, bestaande die gift(en)
en/of belofte(n) uit een of meer toezegging(en) van betaling(en) van een
gezamenlijk geldbedrag van tussen 115.000,- euro en 150.000,- euro, althans
van enig geldbedrag, (telkens) met het oogmerk om die [mededader 2], althans die
ambtenaar,
te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te
doen of na te laten, dan wel ten gevolge of naar aanleiding waarvan die [mededader 2] in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets heeft
gedaan of nagelaten,
te weten het (met gebruikmaking van zijn bevoegdheden) -zakelijk weergegeven-,
a. verstrekken van informatie over het op- en afvoeren in de geautomatiseerde
systemen van de Belastingdienst van ondernemingen in het algemeen en over de
behandeling van ingediende aangiften omzetbelasting in het algemeen bij het
kantoor Amstelveen en/of het kantoor Hoofddorp van de Belastingdienst, althans
bij de Belastingdienst
en/of
b. verstrekken van informatie over het op- en afvoeren in de geautomatiseerde
systemen van de Belastingdienst van de onderneming die door [naam NV] (op
papier) gedreven werd en over de behandeling van ingediende aangiften
omzetbelasting die ten name gesteld zijn van [naam NV] bij het kantoor
Amstelveen en/of het kantoor Hoofddorp van de Belastingdienst, althans bij de
Belastingdienst
en/of
c. het tegenhouden dan wel niet (laten) uitvoeren van een of meer
boekenonderzoeken of andersoortige controles met betrekking tot aangiften
omzetbelasting van [naam NV];
177 dan wel 177a jo 47 WvSR
art 177 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
5.
[naam BV 1], verder te noemen 'de B.V.', op een of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 juni 2005 tot en met 31 oktober 2005 in de
gemeente(n) Amsterdam en/of Breda en/of Heerlen en/of Apeldoorn en/of (elders)
in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten
(een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de B.V. over de
maand(en) juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005
(D-179 t/m D-182 en D-186 t/m D-189; D-193; D-197 t/m D-197b; D-208 t/m
D-208c; D-217) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft de BV (telkens) opzettelijk in strijd met de waarheid - zakelijk
weergegeven - vermeld en/of doen of laten vermelden op/in het/de bij de
inspecteur van de belastingdienst te Amsterdam en/of Apeldoorn, in elk geval
bij de belastingdienst ingediende aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting
over bovengenoemde maand(en)
- dat de B.V. tegen het tarief van 0 (nul) % omzetbelasting verschuldigd is
(rubriek 1e);
en/of
- dat de B.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b en/of
rubriek E)
en/of
- dat de B.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g en/of 'Totaal te betalen/terug'),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting
werd geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht
heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan
vorenomschreven verboden gedraging(en);
de in deze telastelegging gebruikte termijn en uitdrukkingen worden, voor
zover daaraan in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
69 AWR
51-2 SR
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam BV 1], verder te noemen 'de B.V.', op een of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 juni 2005 tot en met 31 juli 2005 in de
gemeente(n) Amsterdam en/of Breda en/of Heerlen en/of Apeldoorn en/of (elders)
in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een (of meer) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam of van
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, de inspecteur van de belastingdienst te
Amsterdam en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, althans de Staat
der Nederlanden, heeft bewogen tot de afgifte(n) van (een) geldbedrag groot
110.000,- euro of daaromtrent, althans enig geldbedrag, althans enig goed,
hebbende de BV (telkens) met hiervoor omschreven oogmerk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk
weergegeven- een door de belastinginspecteur uitgereikte aangifte
omzetbelasting, te weten een aangifte omzetbelasting over de periode van 01
juni 2005 tot en met 30 juni 2005 (D-179; D-186; D-217) valselijk opgemaakt,
althans valselijk doen of laten opmaken, door in die aangifte voornoemd te
vermelden, althans te doen of laten vermelden
- dat de B.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b en/of
rubriek E)
en/of
- dat de B.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g en/of 'Totaal te betalen/terug')
en/of voornoemde valselijk opgemaakte aangifte ingediend, althans doen of
laten indienen bij de inspecteur van de belastingdienst te Amsterdam en/of
Apeldoorn, in elk geval de belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden,
waardoor de inspecteur van de belastingdienst te Amsterdam en/of Apeldoorn, in
elk geval de Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, werd bewogen
tot hiervoor genoemde afgifte,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht
heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan
vorenomschreven verboden gedraging(en)
326 SR
51-2 SR
en/of
[naam BV 1], verder te noemen 'de B.V.', op een of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 01 juli 2005 tot en met 31 oktober 2005 in de
gemeente(n) Amsterdam en/of Breda en/of Heerlen en/of Apeldoorn en/of (elders)
in Nederland,
(telkens) ter uitvoering van de/het door de B.V. voorgenomen
misdrijven/misdrijf om,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een (of meer) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam of van een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
de inspecteur van de belastingdienst te Amsterdam en/of Apeldoorn, in elk
geval de Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, te bewegen tot de
afgifte van 3 (drie), althans een of meer geldbedrag(en), gezamenlijk groot
190.000,- euro of daaromtrent althans enig geldbedrag, althans enig goed,
met hiervoor omschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
3 (drie), althans een of meer, door de belastinginspecteur uitgereikte
aangifte(n) omzetbelasting, (telkens) over de periode van 01 juli 2005 tot en
met 30 september 2005 (D-180 t/m D-182 en D-187 t/m D-189; D-193; D-197 t/m
D-197b; D-208 t/m 208c), valselijk heeft opgemaakt, althans valselijk heeft
doen of laten opmaken, door in die aangifte(n) voornoemd te vermelden, althans
te doen of laten vermelden
- dat de B.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting (rubriek 5b en/of
rubriek E)
en/of
- dat de B.V. (per saldo) recht heeft op teruggave van omzetbelasting (rubriek
5g en/of 'Totaal te betalen/terug'),
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf niet is
voltooid,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot vorenomschreven feit(en) opdracht
heeft gegeven en/of (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan
vorenomschreven verboden gedraging(en).
326 SR
51-2 SR
45 Sr
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2005
tot en met 7 november 2005 te Breda en/of te Halderberge (voorheen genaamd Oud
en Nieuw Gastel) en/of (elders) in Nederland,
= 35 (vijfendertig), althans een aantal, facturen, blijkens de factuuropdruk
afkomstig van [naam BV2] en gericht aan [naam BV 1] (D-033 t/m D-037, D-039 t/m
D-044, D-236 t/m D-243 D-258 t/m D-265, D-281 t/m D-288) en/of,
= 6 (zes), althans een of meer factu(u)r(en), blijkens de factuuropdruk
afkomstig van [naam BV 3] en gericht aan [naam BV 1] (D-038, D-212 t/m D-216)
en/of
= 21 (eenëntwintig), althans een aantal facturen, blijkens de factuuropdruk
afkomstig van [naam BV 1] en gericht aan La Manche Films (D-199 t/m D-207,
D-232 t/m D-235, D-268 t/m D-275) en/of
= 7 (zeven), althans een of meer factu(u)r(en), blijkens de factuuropdruk
afkomstig van [naam BV 1] en gericht aan Jersey Film (D-224 t/m D-230),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft hij, verdachte, valselijk en/of in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven- op die facturen voornoemd
vermeld dat (handels)activiteiten hebben plaatsgevonden, te weten "post
production work"en/of "voor u bewerkt HD-materiaal naar SD formaat inclusief
rendering"en/of "realised fx animation" en/of "developed story board realised
animation work" en of "post productie werkzaamheden"
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
225-1 WvSR
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht