ECLI:NL:RBBRE:2012:BY6439
Rechtbank Breda
- Kort geding
- M. van Hooff
- J. de Baar
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verbod gebruik complex De Vliet voor opvang verslaafde dak- en thuislozen
In deze zaak vorderden eisers, waaronder de Bredaase en Nieuwginnense Mixed Hockey Club 'Zwart-Wit' en de stichting Stichting Maatschappelijke Opvang Breda en Omstreken, dat de voorzieningenrechter gedaagde, de stichting Stichting Maatschappelijke Opvang Breda en Omstreken (SMO), zou verbieden om het complex De Vliet aan de Galderseweg 15 in Breda te gebruiken voor de opvang van verslaafde dak- en thuislozen. Eisers stelden dat dit gebruik in strijd was met het geldende bestemmingsplan, dat op 24 september 2009 was vastgesteld en op 2 november 2011 in werking was getreden. De voorzieningenrechter constateerde dat het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid' van toepassing was op de locatie en dat de bestemming 'Maatschappelijk' was. Eisers voerden aan dat het gebruik van het complex door SMO onrechtmatig was, omdat er geen omgevingsvergunning was verleend voor de beoogde woonvoorziening.
Gedaagde verweerde zich door te stellen dat het gebruik van De Vliet als woonvoorziening voor mensen met psychiatrische problemen en een CIZ-indicatie voor 'zorg met verblijf' onder de bestemming 'Maatschappelijk' viel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kern van het geschil lag in de vraag of de beoogde woonvoorziening voor verslaafde dak- en thuislozen onder de bestemming 'Maatschappelijk' viel. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen omgevingsvergunning was aangevraagd en dat het gebruik van De Vliet niet in strijd was met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter weigerde de gevorderde voorziening, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden gesteld dat de bodemrechter de vordering van eisers zou toewijzen.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, begroot op EURO 1.391,-. Dit vonnis werd uitgesproken op 17 december 2012 door mr. M. van Hooff, in aanwezigheid van mr. J. de Baar.