ECLI:NL:RBBRE:2012:BY6610

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
255242 JE RK 12-1777 en 255244 JE RK 12-1778
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gesloten plaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de gesloten plaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij de minderjarige sprake is van persoonlijke problematiek, maar dat deze op zichzelf geen gronden biedt voor een gesloten plaatsing. De rechtbank heeft echter de crisismachtiging gehandhaafd vanwege de veiligheidsrisico's die voortvloeien uit beschuldigingen van seksueel misbruik door de vader van de minderjarige en het risico van eerwraak. Het verzoek van de stichting om de minderjarige in een gesloten setting te plaatsen is voor het overige afgewezen.

De minderjarige is ter zitting gehoord en heeft aangegeven dat het goed met haar gaat in de gesloten setting, maar dat ze hoopt op een snelle oplossing om samen met haar moeder te kunnen wonen. De raad heeft geen bezwaar tegen een gesloten plaatsing, mits deze niet te lang duurt. De stichting heeft benadrukt dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat er een risico van eerwraak bestaat. De moeder van de minderjarige heeft ook haar zorgen geuit over de situatie en de veiligheid van haar kinderen.

De vader van de minderjarige ontkent de beschuldigingen en heeft zijn eigen zorgen geuit over de situatie binnen het gezin. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de signalen en het ontbreken van een rapport van het LEC, er onvoldoende gronden zijn voor een langdurige gesloten plaatsing. De kinderrechter heeft de beschikking van 17 oktober 2012 bekrachtigd, waardoor de gesloten machtiging geldig blijft tot 14 november 2012. De stichting heeft de gelegenheid om een geschikte verblijfplaats voor de minderjarige te zoeken.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummers: 255242 JE RK 12-1777
255244 JE RK 12-1778
nadere beschikking betreffende opneming en verblijf in een accommodatie van gesloten jeugdzorg in de zaak van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven, mede kantoorhoudende
Markendaalseweg 44, 4811 KC Breda,
hierna te noemen de stichting,[naam miderjarige]
de minderjarige [naam, geboortedatum en plaats]
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 17 oktober 2012 en
20 september 2012 en de daarin vermelde stukken;
- het op 18 oktober 2012 door de stichting genomen indicatiebesluit;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, drs [naam deskundige] van 24 oktober 2012;
- de brief van de griffier van deze rechtbank van 18 oktober 2012 aan de minderjarige;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 oktober 2012.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. de minderjarige, bijgestaan door mr. E. van Nuenen-Meulesteen,
2. mevrouw [naam moeder], moeder van de minderjarige en gezagdragende ouder,
3. de heer [naam vader], vader van de minderjarige en gezagdragende ouder, bijgestaan door mr. M. Buntsma.
2. De nadere beoordeling
2.1. Bij voormelde beschikking is aan de stichting een voorlopige machtiging verleend om de minderjarige op te nemen en te laten verblijven in een accommodatie van gesloten jeugdzorg tot 14 november 2012. Verder zijn bij die beschikking de belanghebbenden en de stichting opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting teneinde op het verzoek van de stichting te worden gehoord.
2.2. De minderjarige geeft, daartoe afzonderlijk gehoord in het bijzijn van haar raadsvrouwe, ter zitting aan dat het momenteel goed gaat met haar. Ze voelt zich veilig binnen de gesloten setting maar ze had niet verwacht dat het zolang zou gaan duren. [naam miderjarige] hoopt dat er op korte termijn een plek wordt gevonden waar ze met haar moeder kan gaan wonen.
2.3. De raad brengt naar voren dat zij niets heeft toe te voegen aan het verzoek tot gesloten plaatsing. Het is volgens de raad wel jammer dat er nog geen stukken zijn met betrekking tot de observatie die tijdens de plaatsing binnen de open setting heeft plaatsgevonden. De uitkomsten hiervan zouden leidend kunnen zijn. De raad kan zich op dit moment vinden in een gesloten plaatsing mits deze niet te lang duurt.
2.4. De stichting geeft aan dat gezien de situatie een gesloten plaatsing nodig is maar dat dit niet langer dan drie maanden mag duren. Momenteel is het risico te groot en dient de veiligheid te wijken voor alles. Door de stichting wordt verwezen naar het rapport van het LEC, dat stelt dat het risico van eerwraak vanuit de familie van vader aanwezig is en dat vader bekend is bij de politie vanwege criminele activiteiten. De stichting is verder van mening dat [naam miderjarige] samen met haar moeder en jongste broertje de benodigde hulpverlening in de veilige setting van een vrouwenopvang moet krijgen om hier te werken aan het verwerken van haar trauma’s en contactherstel met moeder. Moeder is aangemeld voor een buitenregionale plek in een Vrouwenopvang via de Safe Group maar op dit moment is er nog geen plaats beschikbaar. De stichting is in afwachting van een uitnodiging van de zedenpolitie zodat er kan worden gestart met het horen van [naam miderjarige] voor wat betreft de aantijgingen tegen vader.
2.5. Moeder brengt naar voren dat zij op dit moment samen met de overige kinderen verblijft binnen de thuissituatie en dat er geen contact is met vader. Ze is van mening dat dit ook zo moet blijven en ze hoopt dat [naam miderjarige] weer snel naar huis komt. Moeder is op de hoogte van de aantijgingen van [naam miderjarige] tegen vader. Ze heeft zelf niets gezien maar staat achter de verklaring van haar dochter. Moeder geeft aan dat zij is mishandeld door vader maar hier geen aangifte van heeft gedaan. Er zijn foto’s gemaakt van het letsel dat ze hierdoor heeft opgelopen en ze is bang dat vader het hier niet bij zal laten. Daarnaast heeft zij van de oudste zoon gehoord dat vader met de auto op hem en zijn broer is ingereden.
2.6. Namens de minderjarige geeft de raadsvrouwe aan dat [naam miderjarige] bang is voor haar vader en dat deze angst heel diep zit. Het is volgens de raadsvrouwe in het belang van [naam miderjarige] dat haar verblijf binnen een gesloten setting wordt voortgezet maar dat dit niet te lang moet duren. [naam miderjarige] hoort qua leeftijd en problematiek niet in een gesloten setting thuis. Moeder staat op de wachtlijst voor de vrouwenopvang en in het belang van zowel moeder als [naam miderjarige] mag deze plaatsing niet te lang op zich laten wachten. Volgens de raadsvrouwe is het hierbij belangrijk dat beiden ver uit de buurt van vader kunnen worden geplaatst. Daarnaast is [naam miderjarige] nu zover dat zij aangifte wil doen tegen vader maar hieromtrent is er nog geen enkel initiatief in haar richting getoond.
2.7. Namens vader brengt de raadsman naar voren dat de beschuldigingen zoals die naar voren zijn gebracht worden ontkend door vader. Hij stelt zich op het standpunt dat er geen seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Daarnaast stelt hij dat er geen sprake is van eerwraak en als dit wel zo was dan had dit al plaatsgevonden. De raadsman van vader wijst op het blanco strafblad van vader en dat de criminele activiteiten van vader louter zijn gebaseerd op telefonische informatie van de politie aan de stichting. Vader houdt bewust afstand van [naam miderjarige]. Volgens de raadsman was vader ook niet op de hoogte van haar vorige verblijfplaats. Vader stelt dat er sprake is van een hele andere situatie omdat er sprake is van het verrichten van seksuele handelingen van moeder bij de oudste zoon. Vader is in het bezit van geluidsopnamen die dit kunnen bevestigen. Daarom is het van belang dat het onderzoek snel wordt opgestart.
2.8. Vader geeft nog aan dat hij zijn dochter niet heeft bedreigd. Hij heeft het contact met haar verbroken omdat hij het onderzoek niet wil verstoren. Vader is echter wel benieuwd waar al de verhalen over hem vandaan komen. Daarnaast is hij van mening dat er rare dingen gebeuren binnen de thuissituatie, zelfs zijn zoons beschuldigen hem overal van. Vader vindt het vreemd dat er gesproken wordt over eerwraak en hij vraagt zich af waar dit op gebaseerd is.
2.9. De stichting geeft aan zich ervan bewust te zijn dat de zorgen zoals die door vader worden aangedragen eveneens dienen te worden meegenomen bij de beoordeling over de plaatsing van [naam miderjarige] en hier voorzichtig mee moet worden omgegaan.
2.10 De kinderrechter stelt op grond van de stukken vast dat bij [naam miderjarige] sprake is van een bepaalde persoonlijke problematiek maar dat deze op zichzelf geen gesloten plaatsing vraagt. Het verzoek om een gesloten plaatsing is meer gelegen in het waarborgen van de veiligheid van [naam miderjarige]. Ook de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper lijkt meer gebaseerd te zijn op het waarborgen van de veiligheid van [naam miderjarige] dan op de problematiek van [naam miderjarige]. De kinderrechter is verder van oordeel dat er op basis van het dossier, met name wegens het ontbreken van het rapport van het LEC en de tegengestelde informatie over wat er aan de hand zou zijn in het gezin van [naam miderjarige], geen goed beeld kan worden gevormd over de veiligheid van [naam miderjarige].
Deze omstandigheden te samen maken dat de kinderrechter van oordeel is dat de gesloten machtiging niet voor drie maanden kan worden verleend wegens het ontbreken van wettelijke gronden. Gelet evenwel op de signalen die er zijn is de kinderrechter van oordeel dat de beschikking van 17 oktober 2012 dien te worden bekrachtigd waardoor de gesloten machtiging zijn gelding blijft houden tot 14 november 2012. De kinderrechter zal het verzoek voor het overige afwijzen. De stichting heeft zodoende tot voornoemde datum de gelegenheid tot het zoeken van een geschikte verblijfplaats voor [naam miderjarige].
3. De beslissing
De rechtbank
handhaaft de beschikking van deze rechtbank van 17 oktober 2012;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Janssen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Gastel, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: