RECHTBANK BREDA
team kanton Tilburg
zaak/rolnr.: 690927 CV EXPL 11 - 9898
vonnis d.d. 19 december 2012
de stichting Stichting WSG,
gevestigd te Geertruidenberg,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. A.P.J.M. Verbeek, advocaat te Amsterdam,
[gedaagde in conventie],
wonende te Kaatsheuvel aan de [adres],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.F. Bil, advocaat te Oosterhout (N-B).
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 8 november 2011 met producties;
b. de incidentele conclusie strekkende tot oproeping in vrijwaring, tevens houdende een conclusie van eis in reconventie met producties, inclusief de bij akte van 18 januari 2012 in het geding gebrachte producties;
c. de conclusie van antwoord in het incident;
d. het tussenvonnis van 14 maart 2012 waarin de incidentele vordering is afgewezen;
e. de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende een eis in reconventie met producties;
f. de conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende een vermeerdering van eis, met producties;
g. de conclusie van dupliek in conventie en de conclusie van repliek in reconventie, met producties;
h. de conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende een wijziging van eis in reconventie met producties;
i. de brief zijdens [gedaagde in conventie] d.d. 24 oktober 2012 houdende een akte uitlating procesorde waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de vermeerdering van eis;
j. de faxbrief zijdens WSG met daarin ondermeer het verzoek om pleidooi te bepalen.
1.2 Bij de conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft [gedaagde in conventie] zijn eis in reconventie opnieuw geformuleerd en gesteld dat deze in de plaats dient te komen van de eis in reconventie, zoals deze gelijk met zijn incidentele conclusie was ingesteld. Bij de verdere beoordeling wordt uitgegaan van de op 11 april 2012 ingestelde eis in reconventie en wordt de eerdere conclusie als niet ingediend beschouwd. Aan die eerdere conclusie waren in het geheel nog geen (procedurele) gevolgen verbonden, zodat niemand benadeeld wordt door deze vervanging. Wel zullen de eerder in het geding gebrachte producties bij de beoordeling worden betrokken.
2.1 Eiseres in conventie (verder te noemen WSG) vordert in de dagvaarding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde in conventie (verder te noemen [gedaagde in conventie]) te veroordelen tot betaling van € 5.284.861,99, althans voor recht te verklaren dat [gedaagde in conventie] jegens WSG voor door haar geleden schade aansprakelijk is met een verwijzing naar de schadestaatprocedure en [gedaagde in conventie] te veroordelen tot het betalen aan WSG van een ex aequo en bono vast te stellen immateriële schadevergoeding, steeds vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
In de conclusie van repliek in conventie vermeerdert WSG haar vordering met een bedrag van € 3.821.452,--, welke vermeerdering betrekking heeft op de geleden schade van de transacties met betrekking tot Fijnaart, Putte en Wouwseweg alsmede onzakelijke afspraken over het betalen van overdrachtsbelasting in het project Schaepmanlaan te Waalwijk en Dinteloord.
Bij de conclusie van dupliek in reconventie heeft WSG haar vordering in conventie andermaal gewijzigd door in de conclusie in reconventie gelijktijdig een wijziging van eis in conventie in te dienen, inhoudende een aanvullende verklaring voor recht dat de partiële vernietiging van de beëindigingovereenkomst rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, althans wordt gevorderd deze vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 6: 258 BW zodanig te wijzigen dat [gedaagde in conventie] geen enkele geldelijke vergoeding toekomt, alsmede een vermeerdering van eis met € 91.261,33, zodat de totale vordering van WSG thans € 9.197.575,32 beloopt.
2.2 Kort samengevat legt WSG aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie] zonder de hem als bestuurder en werknemer opgelegde verplichtingen en zonder inmenging van de Raad van Toezicht, onverantwoorde strategische beslissingen heeft genomen, waardoor voor WSG schade is ontstaan. Deze schade is volgens WSG opzettelijk veroorzaakt, althans het gevolg van bewust roekeloos handelen, zodat [gedaagde in conventie] op grond van artikel 7:661 BW subsidiair artikel 2:9 BW (de schade is toegebracht als bestuurder) aansprakelijk is. Daarbij merkt zij op dat het te hanteren toetsingscriterium uit artikel 7:661 BW anders is dan het toetsingscriterium voor artikel 2:9 BW. De bevoegdheid van de kantonrechter baseert WSG op artikel 94 Rv.
2.3 [gedaagde in conventie] heeft tegen de vordering verweer gevoerd en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen met veroordeling van WSG in de kosten van de procedure, de kosten van de gemachtigde van [gedaagde in conventie] daarbij inbegrepen. [gedaagde in conventie] heeft expliciet bezwaar gemaakt tegen de laatste wijziging van eis, zodat daarop nog beslist dient te worden.
2.4 [gedaagde in conventie] vordert in reconventie de veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van WSG
primair voorwaardelijk:
- tot betaling aan [gedaagde in conventie] van de beëindigingvergoedingen uit de arbeidsovereenkomst ad
€ 646.433,93 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en te vermeerderen met de wettelijke verhogingen telkens vanaf de vroegst mogelijke datum tot de dag der voldoening;
- tot betaling aan [gedaagde in conventie] van € 1.774.504,83 ter zake van pensioenschade gebaseerd op de arbeidsovereenkomst zulks vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vroegst mogelijke datum, althans vanaf de indiening van de conclusie van eis in reconventie tot aan de dag der betaling;
primair onvoorwaardelijk:
een verklaring voor recht dat WSG jegens [gedaagde in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld en een veroordeling tot betaling van de daardoor door [gedaagde in conventie] geleden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
De voorwaarde(n) waaronder de primair voorwaardelijk ingestelde vorderingen is/zijn ingesteld betreft de vaststelling in rechte dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst niet van kracht is, zodat teruggevallen moet worden op de arbeidsovereenkomst of dat vast komt te staan dat het bedrag van deze vorderingen groter is dan het bedrag waarop [gedaagde in conventie] aanspraak kan maken uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst, vermeerderd met een eventueel ten gunste van WSG toegewezen bedrag in conventie.
subsidiair vordert [gedaagde in conventie] veroordeling van WSG tot betaling van
- € 67.218,-- ter zake de beëindigingvergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 althans van de datum van de vordering in reconventie tot aan de dag der betaling;
- € 130.000,-- ter zake de beëindigingvergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2011 althans van de datum van de vordering in reconventie tot aan de dag der betaling;
- € 65.000,-- ter zake de beëindigingvergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011 althans van de datum van de vordering in reconventie tot aan de dag der betaling;
- € 65.000,-- ter zake de beëindigingvergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 althans van de datum van de vordering in reconventie tot aan de dag der betaling;
- € 25.000,-- ter zake de beëindigingvergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 althans van de datum van de vordering in reconventie tot aan de dag der betaling;
- het verschuldigde vakantiegeld en onkostenvergoeding over de periode tot 1 mei 2011 te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening ;
- WSG met onmiddellijke ingang te verbieden om verdere handelingen te (doen) verrichten en /of uitlatingen aan derden te (laten) doen in strijd met de bepaling omtrent geheimhouding op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- en € 10.000,-per overtreding voor iedere dag dat enige overtreding van dit verbod voortduurt;
- WSG te bevelen binnen vier werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis de gelegde beslagen op te heffen op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag dat WSG nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
- WSG te verbieden om ter zake van de door haar gepretendeerde vorderingen nieuwe beslagen te leggen zulks op verbeurte van een dwangsom ad € 1.000.000,-- voor iedere overtreding van dit verbod en € 50.000,-- voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt;
- WSG te bevelen om binnen vier werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis de krachtens de arbeidsovereenkomst verschuldigde vakantietoeslag op de gebruikelijke wijze af te rekenen en de gebruikelijke salarisstrook met betrekking tot de vakantietoeslag en de jaaropgave 2011 te verstrekken zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per werkdag dat WSG ter zake in gebreke mocht blijven
alles met veroordeling van WSG in de kosten van de procedure.
2.5 Kort samengevat onderbouwt [gedaagde in conventie] zijn (voorwaardelijke) primaire vorderingen met een beroep op de arbeidsovereenkomst en de daarin gemaakte afspraken. Voor wat betreft de subsidiaire vordering onderbouwt [gedaagde in conventie] zijn vorderingen met een beroep op beëindigingsovereenkomst tussen partijen die door hen op 18 april 2011 is getekend en waarin is vastgelegd op welk moment en onder welke condities de arbeidsovereenkomst is geëindigd. In deze beëindigingovereenkomst is voorts opgenomen dat deze het karakter van een vaststellingsovereenkomst heeft. [gedaagde in conventie] stelt voorts dat WSG ook negatieve uitlatingen over hem heeft gedaan, althans zich onjuist en defamerend over hem heeft uitgelaten. [gedaagde in conventie] stelt daardoor schade te hebben geleden en nog te lijden, waarvoor hij WSG op grond van een onrechtmatig handelen aansprakelijk houdt. Voorts is sprake van een handelen in strijd met het overeengekomen geheimhoudingsbeding in de vaststellingsovereenkomst, zodat daarvan nakoming versterkt met een dwangsom gevorderd wordt. De beslaglegging is onrechtmatig geweest, zodat ook de daardoor geleden schade vergoed moet worden en nieuwe beslaglegging verboden moet worden. Verder dient de [gedaagde in conventie] nog toekomende vakantietoeslag uitbetaald te worden.
2.6 WSG voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering(en) met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van de procedure.
3.1 In deze zaak heeft geen comparitie plaatsgevonden, mede gelet op het feit dat zijdens [gedaagde in conventie] is aangegeven dat volledige conclusiewisseling werd voorgestaan. Gelet op het bepaalde in artikel 134 lid 1 Rv hebben partijen daarom in beginsel het recht om hun zaak te bepleiten en kan het verzoek van WSG om een datum voor pleidooi te bepalen worden ingewilligd.
3.2 WSG heeft op het moment dat zij in de gelegenheid was in dupliek te reageren op de vordering in reconventie, tevens haar eigen vordering gewijzigd. Deels betreft dat een vermeerdering van eis, omdat WSG op grond van nieuwe onderzoeksresultaten haar schade hoger schat. Verder gaat het om een verklaring voor recht inhoudende dat de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig partieel is vernietigd, althans wordt gevorderd deze vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 6: 258 BW zodanig te wijzigen dat [gedaagde in conventie] geen enkele geldelijke vergoeding toekomt.
3.3 Op grond van artikel 130 Rv is WSG bevoegd haar eis of de gronden daarvan te veranderen of te vermeerderen zolang nog geen eindvonnis is gewezen. De rechter kan echter na bezwaar van gedaagde deze wijziging buiten beschouwing laten indien de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
3.4 Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan in dezen geen sprake. De feitelijke vermeerdering van eis vloeit voort uit een reeds door WSG gestelde rechtsverhouding, die al in het debat tussen partijen betrokken is. Ook de (partiële) vernietiging van de vaststellingsovereenkomst is reeds onderwerp van debat, in die zin dat partijen twisten over de mogelijkheid van de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. De gewijzigde eis is een logisch gevolg van dit debat. Nieuw is de stelling dat de ongewijzigde instandhouding van de vaststellingsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, maar [gedaagde in conventie] heeft de gelegenheid daarop tijdens pleidooi nog te reageren. Immers, zoals onder 3.1 reeds overwogen, zal nog een datum voor pleidooi bepaald worden. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van strijd met de beginselen van de goede procesorde, zodat de gewijzigde eis in conventie ondanks de bezwaren van [gedaagde in conventie] niet buiten beschouwing wordt gelaten.
3.5 Met [gedaagde in conventie] is de kantonrechter van mening dat het niet erg gelukkig is dat WSG in haar conclusie van dupliek in reconventie bijna uitsluitend de vordering in conventie bespreekt onder overlegging van nadere producties. In beginsel bestaat een procedure uit twee schriftelijke ronden en niet uit drie. Ook valt niet in te zien waarom WSG niet had kunnen volstaan met een eiswijziging in conventie en een inhoudelijke reactie in reconventie. Indien echter de stukken nu geweigerd worden, ligt het voor de hand dat WSG bij gelegenheid van pleidooi dezelfde stukken alsnog in het geding zal brengen en de nu reeds op schrift gestelde argumenten alsnog naar voren zal brengen. De conclusie en de producties zullen derhalve bij de processtukken gevoegd worden met dien verstande dat [gedaagde in conventie] daarop nog schriftelijk mag reageren.
3.6 Hoewel de kantonrechter de zaak op grond van de bevoegdheidsregels onder zich kan houden en afdoen is deze van oordeel dat de zaak gelet op de achtergronden van het geschil en de omvang van de vorderingen over en weer, niet geschikt is voor behandeling en beslissing door één rechter. Met in achtneming van artikel 98 jo.15 Rv verwijst de kantonrechter de zaak daarom, in de stand waarin deze zich thans bevindt, naar de meervoudige kamer van de sector civiel van deze rechtbank voor verdere behandeling en afdoening.
3.7 De zaak wordt verwezen naar de rol van de sector civiel van de rechtbank Breda van 23 januari 2013 voor de opgaaf van verhinderingen van partijen en hun gemachtigden over de periode maart, april en mei 2013. Pleidooien zullen plaatsvinden ten overstaan van de meervoudige kamer. Partijen dienen er rekening mee te houden dat direct aansluitend op de pleidooien een comparitie van partijen gehouden kan worden. Indien [gedaagde in conventie] schriftelijk wil reageren op de gewijzigde eis en de laatste conclusie van dient zijn akte of nadere conclusie uiterlijk twee weken voor de datum van het pleidooi aan de rechtbank gestuurd te zijn, met een kopie daarvan aan de gemachtigde van [gedaagde in conventie]. Indien [gedaagde in conventie] daarbij nog producties overlegt, dient daarop bij pleidooi gereageerd te worden. In beginsel is er thans geen ruimte meer voor nadere aktes.
3.8 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
verwijst de zaak met inachtneming van artikel 98 jo. 15 Rv in de stand waarin deze zich thans bevindt naar de rolbehandeling van woensdag 23 januari 2013 te 11.00 uur van de meervoudige kamer van de sector civiel van de rechtbank Breda voor opgaaf van verhinderdata;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.