ECLI:NL:RBBRE:2012:BY7496

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
245768 FA RK 12-765
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Scheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse gezagsbeslissingen en verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om alleen met het gezag over haar minderjarige kind belast te worden. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit bezit, heeft het verzoek ingediend omdat de rechtbank in Antalya, Turkije, haar reeds het voogdijschap over de minderjarige had toegewezen. De rechtbank in Breda heeft vastgesteld dat deze buitenlandse gezagsbeslissing op grond van artikel 7 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 in Nederland wordt erkend. De vrouw heeft echter geen officiële documenten die haar eenhoofdig gezag kunnen aantonen, omdat buitenlandse gezagsbeslissingen niet meer in het Nederlands gezagsregister worden ingeschreven.

De rechtbank overweegt dat de vrouw geen belang heeft bij haar verzoek, aangezien zij reeds met het gezag over de minderjarige is belast op basis van de Turkse beslissing. De rechtbank verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek, maar verklaart wel voor recht dat de vrouw alleen met het gezag over de minderjarige is belast. De man, die in Turkije verblijft, is niet verschenen ter zitting en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt de erkenning van buitenlandse gezagsbeslissingen en de praktische problemen die kunnen ontstaan wanneer deze beslissingen niet in het nationale register worden erkend. De vrouw heeft aangegeven dat zij van plan is om haar andere kinderen uit Turkije op te halen en met hen en de minderjarige in Nederland een gezin te vormen, maar dat zij hiervoor toestemming van de man nodig heeft, wat complicaties met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 245768 FA RK 12-765
Beschikking betreffende gezag
in de zaak van
[naam vrouw]
wonende te Breda,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.D. van Bruggen,
en
[naam man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
mogelijk verblijvende [adres], Alanya.1 (Turkije),
hierna te noemen de man.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 15 februari 2012 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen;
- de beschikking van deze rechtbank van 23 februari 2010;
- de brief van de griffier van de rechtbank aan de man van 20 februari 2012;
- de oproeping van de griffier van deze rechtbank van de man in het 'Algemeen Dagblad;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 mei 2012;
- de op 27 juni 2012 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw met als bijlage een (in de Nederlandse taal vertaalde) uitspraak van de rechtbank te Antalya (Turkije) van 23 juni 2011;
- de brief van de griffier aan de advocaat van vrouw van 16 juli 2012;
- de op 18 juli 2012 ontvangen faxbrief van de advocaat van de vrouw met bijlagen.
Ter terechtzitting is tevens aanwezig geweest een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant, gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda, hierna te noemen de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt ertoe te bepalen dat de vrouw alleen met het gezag zal zijn belast over de hierna onder 3 te noemen minderjarige.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat, op grond van de stellingen en overgelegde stukken, het hierna vermelde vast.
- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij voormelde beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 13 juli 2010 ingeschreven in het daartoe bestemde register.
- Uit hun huwelijk zijn gebore[minderjarige 3][minderjarige 1]
2. [minderjarige 2]
3. [minderjarige 3].
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn woonachtig bij de man in Turkije.
- [minderjarige 3] verblijft bij de vrouw in Nederland.
- De vrouw bezit de Nederlandse en de Turkse nationaliteit en de man bezit de Turkse nationaliteit.
3.2 De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien de minderjarige [minderjarige 3] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
3.3 Aan het verzoek wordt door de vrouw ten grondslag gelegd dat er sprake is van een verstoorde communicatie tussen partijen. De man woont met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Turkije. De vrouw heeft praktisch geen contact met hen. Nu de vrouw alleen verantwoordelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 3], dient de vrouw alleen te worden belast met het gezag. Er is naar de mening van de vrouw ook sprake dat [minderjarige 3] klem zou kunnen komen te zitten tussen haar ouders gezien het gebrek aan communicatie tussen partijen en dat niet te verwachten is dat er verbetering zal komen in de situatie. Ter zitting is door en namens de vrouw naar voren gebracht dat zij ingevolge een beslissing van de Turkse rechter inmiddels met het eenhoofdig gezag is belast over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Zij is voornemens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te halen in Turkije en met hen en [minderjarige 3] een gezin te vormen in Nederland. Zij kan echter geen reisdocument voor [minderjarige 3] aanvragen nu de toestemming daarvoor van de man ontbreekt. Daardoor kan de vrouw niet met [minderjarige 3] afreizen naar Turkije. De vrouw acht toewijzing van het verzoek in het zwaarwegende belang van [minderjarige 3].
3.4 De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Evenmin is van de man een verweerschrift ontvangen.
3.5 De vertegenwoordigster van de raad heeft ter zitting aangegeven dat er sprake is van een kwetsbare en gecompliceerde situatie. De vrouw heeft reeds lange tijd geen contact gehad met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die bij de man in Turkije verblijven. Zij is voornemens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Turkije op te gaan halen terwijl zij hen al drie jaar niet heeft gezien. Het is voor hen van belang dat alles op orde is voordat zij naar Nederland afreizen.
3.6 De rechtbank heeft de advocaat van de vrouw in de gelegenheid gesteld de beslissing van de Turkse rechter op schrift alsnog in het geding te brengen.
3.7 Uit de door de advocaat van de vrouw overgelegde uitspraak van de rechtbank te Antalya (Turkije) van 23 juni 2011 blijkt dat de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn toegewezen aan de vrouw en dat de vrouw belast is met de voogdij over de minderjarigen.
3.8 Gelet op voornoemde uitspraak heeft de advocaat van de vrouw bij faxbrief van 18 juli 2012 verzocht in deze zaak een beschikking af te geven waaruit blijkt dat de rechtbank vaststelt dat de vrouw reeds eenhoofdig met het gezag is belast. De vrouw doet haar verzoek, nu haar is gebleken dat buitenlandse gezagsbeslissingen niet langer worden geregistreerd in het gezagsregister, waardoor de vrouw geen bewijsstuk kan leveren uit het Nederlands gezagsregister dat zij alleen met het gezag over [minderjarige 3] is belast. Indien de rechter van oordeel is dat de beslissing van de Turkse rechter niet erkend kan worden, handhaaft de vrouw haar initiële verzoek.
3.9 De rechtbank overweegt als volgt.
3.10 Voor de erkenning van gezagsbeslissingen uit Turkije geldt thans nog het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961. Artikel 7 van dat verdrag bepaalt dat maatregelen genomen door autoriteiten die krachtens dit verdrag bevoegd zijn, erkend worden in alle verdragsstaten.
3.11 Bij voornoemde beslissing van de rechtbank te Antalya (Turkije) is [minderjarige 3] aan de vrouw toevertrouwd en is aan de vrouw het voogdijschap over [minderjarige 3] toegewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat het begrip voogdij zoals dat in deze uitspraak is genoemd, kan worden gelijkgesteld met het begrip gezag zoals dat in het Burgerlijk Wetboek wordt gehanteerd. Gelet op het bepaalde in artikel 7 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 wordt voornoemde gezagsbeslissing van rechtswege in Nederland erkend. Dit betekent dat de vrouw ten tijde van het indienen van het onderhavige verzoek reeds alleen met het gezag over [minderjarige 3] is belast. Zij heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij haar onderhavige verzoek.
3.12 Gelet op het voorgaande zal de vrouw niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek. Wel is het voorstelbaar dat de vrouw voor (praktische) problemen komt te staan nu zij niet met officiële documenten – bijvoorbeeld een uittreksel uit het gezagsregister – kan aantonen dat zij thans alleen het gezag uitoefent over [minderjarige 3]. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat de vrouw alleen het gezag heeft over [minderjarige 3].
3.13 Nu partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
4. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat de vrouw alle[minderjarige 3]ast is met het gezag over de minderjarige [minderjarige 3];
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Scheij, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: