ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2406

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/1678
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.M. Tijnagel
  • M.H. van Heel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gelijkheidsbeginsel bij naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan de belanghebbende, die zich beroept op het gelijkheidsbeginsel. De belanghebbende stelt dat zij op dezelfde wijze behandeld moet worden als bestuurders van ondergesneeuwde auto’s die niet zijn gecontroleerd door een parkeercontroleur. De rechtbank Breda heeft op 22 november 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat, zelfs als er sprake zou zijn van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor deze ongelijke behandeling. Dit is te wijten aan het beleid van de gemeente, dat voorschrijft dat er geen sneeuw van ondergesneeuwde auto’s mag worden gehaald, om inbreuk op het eigendomsrecht van de auto te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 3 februari 2012 geen geldig parkeerkaartje had en dat de naheffingsaanslag van € 55 terecht was opgelegd. De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting toegelicht dat de parkeercontroleur niet aan de auto van de belanghebbende kon komen vanwege het beleid van de gemeente. De rechtbank concludeert dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/1678
Uitspraakdatum: 22 november 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de [gemeente X],
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 22 maart 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer 030212200460099).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2012 te Breda. Aldaar is verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de heffingsambtenaar O.C.L. Repko.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Op 3 februari 2012 stond de auto van belanghebbende, een personenauto van het merk Citroen Saxo 1.1I met het kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [adres] te [plaats X]. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente X] krachtens de Verordening Parkeerbelastingen 2012 (hierna: Verordening) aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2.2. Bij een controle op 3 februari 2012, omstreeks 18.00 uur, is door een parkeercontroleur geen geldig parkeerkaartje in het voertuig aangetroffen. Om die reden is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 55.
2.3. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
2.4. Tussen partijen is niet in geschil dat ter plaatse parkeerbelasting verschuldigd is en dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan. Het bedrag van de naheffingsaanslag is als zodanig ook niet in geschil. In geschil is of belanghebbende ongunstiger mag worden behandeld dan een bestuurder waarvan de auto in dezelfde straat stond geparkeerd en was ondergesneeuwd waardoor deze niet werd gecontroleerd door de parkeercontroleur. Volgens belanghebbende is het opleggen van de naheffingsaanslag in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dient derhalve te worden vernietigd.
2.5. De heffingsambtenaar heeft ter zitting aangevoerd dat bij een besneeuwde auto, dit buiten de invloed van de bestuurder is, en de parkeercontroleur op grond van beleid van de gemeente niet aan het eigendom van de bestuurder mag komen, in verband met de mogelijke beschadiging hiervan. Voorts betwist de heffingsambtenaar de stelling van belanghebbende ter zitting dat bij een afgedekte voorruit van een auto, deze eveneens niet wordt gecontroleerd. Als bewijs hiervan heeft zij ter zitting naheffingsaanslagen overgelegd die zijn opgelegd aan de bestuurders van de auto’s, waarvan de voorruit was afgedekt en waarbij het niet mogelijk was het parkeerkaartje te controleren.
2.6. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Gesteld al dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, dan bestaat voor die ongelijke behandeling immers een objectieve en redelijke rechtvaardiging door het door de gemeente gevoerde beleid dat van een ondergesneeuwde auto geen sneeuw wordt weggehaald vanwege het risico dat door het weghalen van sneeuw een inbreuk kan worden gemaakt op het eigendomsrecht van die auto.
2.7. Nu het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2012 door mr. J.W.M. Tijnagel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 30 november 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.