ECLI:NL:RBDHA:2013:10173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
09/842092-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in brandstichtingszaak supermarkt door gebrek aan bewijs

Op 13 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een supermarkt in 's-Gravenhage op 19 december 2012. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig werd bevonden en een gevangenisstraf van vier jaar zou krijgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Tijdens de zitting op 30 juli 2013 werd het bewijs besproken, waaronder tapgesprekken en verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte, die haar echtgenoot was. De rechtbank concludeerde dat de medeverdachte de enige was met toegang tot de winkel en het alarmsysteem, en dat er geen braakschade was geconstateerd. Dit leidde tot de conclusie dat de medeverdachte de brandstichting had gepleegd, terwijl de betrokkenheid van de verdachte niet kon worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had bijgedragen aan een gezamenlijk plan of uitvoering van de brandstichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat zij betrokken was bij de brandstichting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/842092-13
Datum uitspraak: 13 augustus 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op[geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] (Turkije),
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 juli 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. J.S. Dijkstra, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 december 2012 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een pand (gevestigd aan [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk op meerdere plekken in dat pand benzine gegoten/aangebracht en vervolgens die benzine(damp) in brand gestoken, althans tot ontbranding doen komen, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine(damp), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een grotere brand is ontstaan en/of een of meerdere ontploffingen is/zijn ontstaan,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen, te weten de bewoners van de boven/in de directe omgeving van dat pand gelegen woningen en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten dat pand en/of de boven- en naastgelegen woningen en/of panden en de zich daarin bevindende inboedel en/of goederen te duchten was.

3.Rechtmatigheid van de verkrijging van de tapgesprekken

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er tapgesprekken in het dossier zijn gevoegd die onrechtmatig verkregen zijn en daarom dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aanvraag van de telefoontap op het nummer van verdachte (dossierpagina 922 e.v.) berust op een onjuiste weergave van de feiten, dan wel op feiten op grond waarvan geen redelijk vermoeden van schuld jegens medeverdachte [medeverdachte], haar echtgenoot, kon worden herleid. Hoe dan ook heeft daaruit van geen enkele betrokkenheid van verdachte kunnen blijken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een ten onrechte verleende tapmachtiging. Voor zover daar echter al sprake van zou zijn geweest, dan kan verdachte daar geen rechten aan ontlenen. De machtiging is immers verleend in het kader van het onderzoek jegens de medeverdachte, niet jegens verdachte. Verdachte kan daarom geen geslaagd beroep doen op de schending van de rechten van derden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De toepassing van art. 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek. ‘Het voorbereidend onderzoek’ uit art. 359a Sv heeft uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte terzake het aan hem/haar tenlastegelegde feit waarover de rechter die in art. 359a Sv wordt bedoeld, heeft te oordelen. Art. 359a Sv is dus niet van toepassing indien het verzuim is begaan buiten het verband van dit voorbereidend onderzoek (HR 30 maart 2004, LJN AM2533). Onweersproken is dat de litigieuze machtiging ex art. 126m Sr op het nummer van verdachte is afgegeven in het kader van het onderzoek tegen een andere verdachte, namelijk [medeverdachte]. Het gestelde verzuim, wat daar verder van zij, heeft dus niet plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek tegen deze verdachte, reden waarom art. 359a Sv toepassing mist en het verweer verder onbesproken kan blijven.

4.Verweer, strekkende tot bewijsuitsluiting van de Excel-bestanden

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de Excel-lijsten die de officier van justitie op 29 juli 2013 per e-mail en ter terechtzitting als bijlage bij zijn schriftelijke requisitoir heeft overgelegd, niet voldoen aan de eisen die aan wettelijke bewijsmiddelen worden gesteld en dat zij daarom uitgesloten dienen te worden van het bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de Excel-lijsten geen ambtsedig opgemaakte processen-verbaal zijn als bedoeld in Sv. Voorts blijken de gegevens in Excel te zijn bewerkt en is de inhoud daardoor én wegens het ontbreken van de brondocumenten niet te controleren op betrouwbaarheid, aldus de raadsvrouw.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen regel eraan in de weg staat dat hij ter terechtzitting stukken aan het dossier toevoegt door deze als bijlage bij het op schrift gestelde requisitoir te voegen. De Excel-lijsten kunnen in de visie van de officier van justitie dan ook tot het bewijs worden gebezigd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat tot op de terechtzitting stukken aan het dossier worden toegevoegd, ook indien die als bijlage bij het schriftelijk requisitoir worden gevoegd (welke bijlage overigens reeds eerder per e-mail aan de verdediging ter beschikking was gesteld). Dat de Excel-lijsten geen processen-verbaal zijn als bedoeld in artikel 344 lid 2 Sv moge juist zijn, dit neemt niet weg dat de op schrift gestelde Excel-lijsten wel aangemerkt kunnen worden als (andere) geschriften als bedoeld in lid 5 van dit wetsartikel. Daarmee is dus sprake van een wettig bewijsmiddel. De stelling van de verdediging dat de inhoud van de Excel-lijsten zodanig onbetrouwbaar is dat dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, mist naar het oordeel van de rechtbank zelfs een begin van onderbouwing en is ook overigens niet aannemelijk geworden.
De slotsom is dat de Excel-lijsten tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De desbetreffende verweren worden daarom verworpen.

5.Overwegingen ten aanzien van het verdachte tenlastegelegde feit

5.1
Inleiding
Op 19 december 2012 omstreeks 02.30 uur is een (zeer) grote uitslaande brand ontstaan in supermarkt “[naam]”, gelegen aan [adres] in Den Haag. Deze brand ging gepaard met een of meer explosies. Diverse woningen boven en naast de supermarkt moesten hierdoor worden ontruimd. Op grond van het onderzoek van de politie is de verdenking ontstaan dat de eigenaar van de winkel, medeverdachte [medeverdachte], de echtgenoot van verdachte, samen met verdachte betrokken is geweest bij brandstichting.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de brand is aangestoken en zo ja, of verdachte zich aan die brandstichting (mede) schuldig heeft gemaakt.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat zij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
5.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Alvorens de rechtbank toekomt aan de vraag of er sprake is geweest van brandstichting gaat zij in op de vraag of, indien van een geval van brandstichting wordt uitgegaan, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit (mede) heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier komt naar voren dat de medeverdachte de enige was met toegang tot de winkel én tot het alarmsysteem van de winkel. Verder is gebleken dat er brand is uitgebroken zonder dat er braakschade is geconstateerd en dat het alarm is afgegaan door de vlammen van de brand en niet door voorbereidingshandelingen van brandstichting. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat uitsluitend de medeverdachte (al dan niet met derden) de brandstichting kan hebben gepleegd.
Over de betrokkenheid van verdachte bij de activiteiten van de medeverdachte overweegt de rechtbank als volgt. Uit diverse tapgesprekken maakt de rechtbank op dat verdachte in ieder geval wist dat haar man betrokken was bij de brand in de winkel. De rechtbank maakt dit onder meer op uit het tapgesprek van 25 januari 2013 van 15.33:22 uur. Hierin betichten verdachte en haar zuster verdachtes schoonouders ervan dat zij hun zoon niet hebben tegengehouden, maar dat zij hem aan “
zijn eigen duivelse ideeën” hebben overgelaten.
Verder zijn de verklaringen van verdachte over haar telefoongedrag strijdig met hetgeen daarover blijkt uit de historische telefoongegevens van haar telefoon. Zij heeft bovendien niet aan de politie doorgegeven dat er via de school van een van haar kinderen mogelijk een kenteken van de auto van een dader kon worden achterhaald. Tevens zou zij, als echtgenote van de verdachte, naar kan worden aangenomen mee hebben kunnen profiteren van een eventuele uitkering van de verzekering tengevolge van de brand.
Bovengenoemde omstandigheden vormen echter geen direct bewijs dat zij zodanig betrokken was bij de activiteiten van haar echtgenoot dat er sprake was van een gezamenlijk plan, een gezamenlijke uitvoering of een anderszins nauwe en bewuste samenwerking. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een sterke contra-indicatie in het dossier over de betrokkenheid van verdachte. In het tapgesprek van 21 januari 2013 van 16.31 uur zegt de vader van verdachte tegen haar: “
het is zijn eigen fout!. Jij hebt het gezegd, jij hebt het gezegd (maar) hij heeft niet naar je geluisterd”, waarna verdachte beaamt dat er niet (naar haar) is geluisterd. Hieruit – en uit het eerder genoemde tapgesprek tussen verdachte en haar zus van 25 januari 2013 – leidt de rechtbank af dat verdachte haar man veeleer voor de brandstichting heeft willen behoeden, dan dat zij zich daaraan mede schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank zal verdachte dan ook wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van het tenlastegelegde feit.

6.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. T.L. Fernig-Rocour en M.L. Harmsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.