ECLI:NL:RBDHA:2013:10247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
AWB 11/37538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en gezinshereniging van een Somalische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de asielaanvraag van eiser werd afgewezen. Eiser, een Somalische vreemdeling, had op 10 november 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, na eerder een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te hebben verkregen in het kader van gezinshereniging met zijn echtgenote, die in Nederland een verblijfsvergunning had. De staatssecretaris weigerde de aanvraag op basis van twijfels over de identiteit van eiser, voortkomend uit een taalanalyse die suggereerde dat hij niet eenduidig tot Zuid-Somalië te herleiden was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn echtgenote consistente verklaringen hebben afgelegd over hun huwelijk en de omstandigheden die tot hun vlucht hebben geleid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had onderkend dat de minister van Buitenlandse Zaken voorafgaand aan de verlening van de mvv de identiteit en herkomst van eiser had moeten vaststellen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd dat eiser onjuiste gegevens had verstrekt die tot de afwijzing van de asielaanvraag hadden geleid.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 944,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/37538
V-nummer:[nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde mr. A.J.J. Fraanje,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
gemachtigde mr. J. Raaijmakers.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 oktober 2011, waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 12 februari 2012. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A. Mahamed, tolk in de Somalische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedag] 1982 en de Somalische nationaliteit te bezitten.
2.
Eisers gestelde echtgenote, [de vrouw 1] (hierna: referente), is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd voor de periode van 5 maart 2007 tot
5 maart 2012. Referente heeft op 9 november 2007 een aanvraag om advies voor afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiser in het kader van gezinshereniging ingediend. Bij brief van 15 juli 2008 heeft de minister van Buitenlandse Zaken [de vrouw 1] meegedeeld dat nader onderzoek zal worden verricht naar de identiteit en nationaliteit van eiser en de relatie tussen referente en eiser. De minister van Buitenlandse Zaken heeft bij brief van 28 augustus 2008verklaard dat positief geadviseerd zal worden onder voorbehoud van verificatie van de authenticiteit van buitenlandse bewijsstukken en het paspoort. Eiser is vervolgens Nederland ingereisd met een mvv
.
3.
Op 10 november 2008 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij gevlucht is omdat hij vanwege zijn etnische afkomst problemen had met zijn schoonfamilie. Eiser is getrouwd op [trouwdag] 2005, zijn vrouw is afkomstig uit een andere clan. Zijn hutje annex winkel is door haar broers vernield in december 2006. Verweerder heeft op 17 augustus 2011 het voornemen kenbaar gemaakt de aanvraag af te wijzen.
4.
Onder verwijzing naar het voornemen heeft verweerder zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt. Volgens de op
12 november 2008 verrichte taalanalyse is eiser niet eenduidig tot Zuid-Somalië te herleiden, hij spreekt Somalisch zoals dat in Noord-Somalië gebruikelijk is. Vanwege de taalanalyse is ernstige twijfel over de identiteit van eiser ontstaan en daarmee aan de huwelijksband met de gestelde echtgenote, er zou sprake kunnen zijn van een persoonsverwisseling. Verder hebben eiser en zijn echtgenote tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Eiser komt volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e of f, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), noch op een van de andere gronden van artikel 29 van de Vw 2000.
5.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat, nu de onderhavige procedure met name ziet op gezinshereniging in het kader van nareis, zijn gestelde herkomst uit Zuid- dan wel Noord-Somalië niet relevant is. Eiser acht van belang dat referente en eiser in het kader van de gezinsherenigingprocedure uitgebreid gehoord zijn over hun huwelijk, de problemen daaromtrent en dat vervolgens een mvv is verstrekt. Dit rechtvaardigt het vertrouwen dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning wordt ingewilligd. Bovendien heeft eisers echtgenote een huwelijksakte overgelegd tijdens de mvv-procedure. Verweerder suggereert ten onrechte dat er een persoonsverwisseling plaatsgevonden zou hebben. Eisers vingerafdrukken kunnen immers vergeleken worden met de vingerafdrukken die hij tijdens het identificerende gehoor in Addis Abeba heeft afgegeven.
6.
In artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000 staat vermeld op welke gronden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend.
Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling die als echtgenoot feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd, dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
Op grond van het eerste lid, aanhef en onder f, kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling die als partner zodanig afhankelijk is van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, dat hij om die reden behoort tot het gezin van deze vreemdeling, die dezelfde nationaliteit heeft en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
Het beleid met betrekking tot voornoemde afgeleide verblijfsvergunning is uiteengezet in hoofdstuk C2/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Voor zover hier van belang is daarin geregeld dat de gezinsleden, om voor verblijf in aanmerking te komen, tot aan het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst feitelijk moeten hebben behoord tot diens gezin. De bewijslast omtrent het in het land van herkomst feitelijk tot het gezin te hebben behoord, ligt bij de hoofdpersoon.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7.
Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard dat hij gezinshereniging beoogt in het kader van nareis. De rechtbank zal daarom, mede gelet op de beroepsgronden, eerst beoordelen of verweerders weigering eiser een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e of f, van de Vw 2000 te verlenen, stand kan houden en het bestreden besluit in die zin rechtmatig is.
8.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder meer de uitspraak van 29 mei 2012, nr. 201103771/1/V2, gepubliceerd onder LJN BW7261, moet, indien een vreemdeling Nederland met een mvv is ingereisd na positieve advisering door de minister van Buitenlandse Zaken, worden aangenomen dat ten tijde van het verlenen daarvan is of had kunnen worden onderzocht en vastgesteld dat aan de ter zake van het beoogde verblijfsdoel gestelde vereisten is voldaan en dat er geen andere redenen waren die zich verzetten tegen verlening van de gevraagde mvv. In dat geval mag de desbetreffende vreemdeling erop vertrouwen dat hem bij gelijkblijvende omstandigheden de verblijfsvergunning wordt verleend. Dat is slechts anders, indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de verlening van de mvv.
9.
De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het identificerende gehoor op de ambassade in Addis Abeba op 22 augustus 2008 en referente tijdens het nader gehoor op 18 april 2007 elk afzonderlijk volledig gelijkluidende verklaringen hebben afgelegd over de omstandigheden die tot hun huwelijk hebben geleid, de wijze waarop het huwelijk voltrokken is en de problemen die daaruit voortgevloeid zijn. Betrokkenen hebben beiden verklaard dat zij elkaar in 2005 ontmoet hebben in het winkeltje van eiser, waar referente inkopen deed en dat zij zonder medeweten van de familie van referente op 12 december 2005 getrouwd zijn. De ceremonie heeft volgens de richtlijnen van de Sharia plaatsgevonden. Het huwelijk is voltrokken door [naam] zonder getuigen, waarbij een trouwakte is uitgereikt aan betrokkenen. Op 21 oktober 2006 heeft referente alsnog aan haar moeder verteld dat zij met eiser getrouwd was. De familie van referente was hierover vanwege de andere etnische clanafkomst van eiser zeer ontstemd en heeft referente vervolgens mishandeld. Op 22 oktober 2006 hebben de broers van referente het winkeltje van eiser vernield. Diezelfde dag zijn eiser en referente met hulp van een oom van referente afzonderlijk gevlucht.
10.
De rechtbank overweegt dat, nu verweerder zich op het standpunt heeft gesteld te twijfelen aan de identiteit en herkomst van eiser, verweerder niet heeft onderkend dat de minister van Buitenlandse Zaken, voorafgaande aan de verlening van de mvv, de identiteit en herkomst van de vreemdeling geacht moet worden te hebben vastgesteld en op basis daarvan de mvv heeft verstrekt. Voor verlening van de door de eiser gewenste verblijfsvergunning geldt immers als vereiste dat eiser dezelfde nationaliteit heeft als referente en feitelijk tot haar gezin behoorde. Het stond verweerder niet vrij om, nadat uit de na de inreis van eiser in Nederland verrichte taalanalyse bleek dat eiser Somalisch spreekt zoals dat gebruikelijk is in Noord-Somalië, zijn nationaliteit en herkomst alsnog niet aannemelijk te achten. De omstandigheid dat uit de taalanalyse blijkt dat eiser niet zijn gehele leven in Zuid-Somalië kan hebben gewoond, laat onverlet dat hij gedurende een zekere periode in Zuid-Somalië kan hebben gewoond en daar feitelijk kan hebben behoord tot het gezin van referente. Voor zover verweerder heeft gesteld dat er sprake zou kunnen zijn van een persoonsverwisseling en eiser niet degene zou zijn die gehoord is op de ambassade van Addis Abeba, rust de bewijslast hiervoor bij verweerder. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard dat verweerder de bij het indienen van de asielaanvraag op 10 november 2008 gemaakte vingerafdrukken van eiser niet heeft vergeleken met de vingerafdrukken die in het kader van het identificerend gehoor op de ambassade in Addis Abeba bij eiser zijn afgenomen. De slotsom is dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot verlening van de mvv.
11.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
12.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder in de kosten van dit proces te veroordelen. Die kosten stelt de rechtbank op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 944,00, uitgaande van één procespunt voor de indiening van het beroepschrift en één punt voor de behandeling van de zaak ter zitting.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 944,00 (negenhonderdvierenveertig euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.Ch. Grazell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 maart 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.