Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 6 mei 2013, met twaalf producties;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2013, betreft het een deelgeschilprocedure waarin verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Koen, Aegon Schadeverzekering N.V. aansprakelijk stelt voor de schade die zij heeft opgelopen na een verkeersongeval op 30 mei 2010. Verzoekster was als bestuurster van een auto betrokken bij een aanrijding met de auto van de heer [A], die vanuit stilstand een inrit wilde oprijden zonder het overige verkeer voorrang te verlenen. Aegon, de verzekeraar van [A], heeft de aansprakelijkheid van haar verzekerde betwist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten rondom het ongeval voldoende duidelijk zijn en dat er geen getuigenverhoor of verkeersongevallenanalyse nodig is om tot een beslissing te komen. De rechtbank oordeelt dat [A] een verkeersfout heeft gemaakt door geen voorrang te verlenen aan verzoekster, wat in strijd is met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De rechtbank hecht meer waarde aan het schadeformulier dat door de betrokken partijen is ondertekend dan aan latere verklaringen van [A].
De rechtbank concludeert dat Aegon aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade van verzoekster, maar wijst het verzoek om vergoeding van de kosten af, omdat verzoekster geen schade lijdt door de vergoeding van haar rechtsbijstandsverzekering. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.L.M. Luiten.