ECLI:NL:RBDHA:2013:11093
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om voortgezet verblijf na verbreking van het huwelijk van een Turkse nationaliteit houder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Turkse nationaliteit houder, had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij echtgenote'. Na de feitelijke verbreking van het huwelijk op 4 mei 2012, heeft verweerder de verblijfsvergunning ingetrokken, omdat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden van de vergunning. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij recht heeft op voortgezet verblijf op basis van zijn arbeid in loondienst en dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte niet heeft getoetst aan het geldende beleid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds de verbreking van het huwelijk niet meer voldoet aan de beperking van de verblijfsvergunning. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder niet voldoende heeft onderzocht of eiser in aanmerking kwam voor voortgezet verblijf op basis van de tweede uitzondering van het beleid dat gold ten tijde van de feitelijke verbreking. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht en heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 944,00.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor voortgezet verblijf, vooral in situaties waarin de omstandigheden van de aanvrager complex zijn, zoals bij huwelijksverbreking. De rechtbank heeft de belangen van de eiser in overweging genomen en de noodzaak om het beleid correct toe te passen, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.