ECLI:NL:RBDHA:2013:11104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
ROT 13/19551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. Frankruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van een Sierraleoonse onderdaan en de voortzetting van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Sierraleoonse eiser en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser was in bewaring gesteld op 9 december 2012, en had beroep ingesteld tegen de voortzetting van deze maatregel. De rechtbank oordeelde dat er geen concreet zicht was op de totstandkoming van een Memorandum of Understanding (MoU) tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van Sierra Leone, wat essentieel is voor de gedwongen uitzetting van de eiser. Ondanks de inspanningen van verweerder om diplomatiek overleg te voeren, was er geen garantie dat het MoU op korte termijn zou worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de maatregel van bewaring in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000, omdat er onvoldoende zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, heffende de maatregel van bewaring op met ingang van 27 augustus 2013. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar de rechtbank veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.180,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: AWB 13/19551
V-nummer: [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. T. Thissen,
en
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, daaronder begrepen zijn rechtsvoorganger(s), verweerder,
gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort.

Procesverloop

Op 9 december 2012 heeft verweerder eiser in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 28 december 2012 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het beroep tegen de oplegging van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
Laatstelijk bij uitspraak van 27 juni 2013 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het beroep, ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, ongegrond verklaard.
Eiser heeft wederom beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van eiser aan de rechtbank en eiser. Eiser heeft hierop gereageerd. Verweerder heeft vervolgens nadere inlichtingen verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2013. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder verzocht aan te geven welke contacten er sinds 6 mei 2013 met de autoriteiten van Sierra Leone zijn geweest en op welk niveau en in welke fase de besluitvorming van de autoriteiten van Sierra Leone over het concept van het Memorandum of Understanding (MoU) zich op dit moment bevindt en hoe omvangrijk het concept-MoU is. Bij faxbericht van 20 augustus 2013 heeft verweerder nadere inlichtingen verstrekt. Bij faxbericht van 22 augustus 2013 heeft de gemachtigde van eiser hierop gereageerd. Beide partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 27 augustus 2013 gesloten.

Overwegingen

1.
Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] en de Sierraleoonse nationaliteit te bezitten.
2.
Op grond van artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3.1.
Eiser betoogt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt, nu een vastgesteld MoU omtrent de gedwongen terugkeer van Sierraleoonse onderdanen nog ontbreekt en de Sierraleoonse autoriteiten, ondanks een nationaliteitsverklaring, geen laissez passer verstrekken voor gedwongen terugkeer naar Sierra Leone, zolang een dergelijk MoU nog niet is vastgesteld. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 maart 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ3752). Verweerder verschaft voorts geen dan wel vage inlichtingen omtrent de totstandkoming van het MoU en om die reden kan niet worden beoordeeld of een MoU binnen een redelijke termijn tot stand zal komen, aldus eiser.
3.2.
In eerdergenoemde uitspraak van 6 maart 2013 heeft de Afdeling geoordeeld dat er geen grond was voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Sierra Leone binnen een redelijke termijn ontbrak. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat, nu vaststaat dat gedwongen vertrek middels de Dienst Terugkeer en Vertrek sinds 1 januari 2010 niet plaatsvindt, het op de weg van verweerder ligt om voortvarendheid te betrachten bij het intensiveren van de samenwerking met de Sierraleoonse autoriteiten. Uit de uitspraak blijkt voorts dat op diplomatiek niveau inspanningen zijn verricht om gedwongen vertrek mogelijk te maken, dat die hebben geleid tot een toezegging van de autoriteiten van Sierra Leone dat zij bereid zijn mee te werken aan gedwongen vertrek en dat de afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in een concept-MoU. Gelet op de pas geïnstalleerde regering (in januari 2013) heeft verweerder volgens de Afdeling voldoende gemotiveerd waarom de autoriteiten van Sierra Leone vooralsnog geen reactie op het concept-MoU hebben gegeven. De Afdeling heeft daarbij in aanmerking genomen dat verweerder had toegezegd dat er eind februari 2013 opnieuw zou worden gerappelleerd.
Uit de door verweerder aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 16 mei 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:3628) volgt dat verweerder op 1 en 4 maart 2013 contact heeft gehad met de vice-minister van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Sierra Leone. Naar aanleiding van het eerste contact op 1 maart 2013 heeft verweerder opnieuw het concept-MoU aangeboden aan voormelde vice-minister. Daarnaast is dit aangeboden aan de ambassade in Brussel. Vervolgens is er op 29 april 2013 een note verbale aan de Sierraleoonse autoriteiten verzonden. Op 6 mei 2013 is er laatstelijk gerappelleerd naar de stand van zaken.
3.3.
Bij brief van 20 augustus 2013 heeft verweerder medegedeeld dat na het rappel op 6 mei 2013 in juni 2013 op hoog niveau contact heeft plaatsgevonden met de Sierraleoonse autoriteiten inzake het MoU. Begin augustus 2013 hebben de Sierraleoonse autoriteiten inhoudelijk gereageerd op het concept-MoU door enkele opmerkingen te plaatsen. Hierover heeft vervolgens contact plaatsgevonden met de diplomatieke vertegenwoordiging van Sierra Leone. Op korte termijn zal met de Sierraleoonse autoriteiten worden onderhandeld over de definitieve tekst. Voorts heeft verweerder gemeld dat het MoU niet omvangrijk is, maar dat dit volgens verweerder niet afdoet aan het gegeven dat afspraken omtrent gedwongen verwijdering bij landen van herkomst soms gevoelig liggen en de besluitvorming daaromtrent enige tijd met zich kan brengen.
3.4.
Hoewel uit de overwegingen onder 3.2. en 3.3. volgt dat verweerder aanhoudend de nodige inspanningen op diplomatiek niveau verricht om gedwongen vertrek naar Sierra Leone mogelijk te maken, is de rechtbank van oordeel dat er geen concreet zicht is op de totstandkoming op korte termijn van een MoU tussen verweerder en de autoriteiten van Sierra Leone en dat daarmee het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is komen te vervallen. De Sierraleoonse autoriteiten hebben weliswaar begin augustus 2013 inhoudelijk gereageerd op het concept-MoU door enkele opmerkingen te plaatsen, maar de rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid geen concreet aanknopingspunt biedt dat verweerder en de Sierraleoonse autoriteiten binnen een redelijke termijn het concept-MoU definitief zullen vaststellen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat dit concept-MoU al in november 2012 en wederom in maart 2013 is aangeboden aan de Sierraleoonse autoriteiten. De Sierraleoonse autoriteiten hebben pas na een lange periode voor het eerst inhoudelijk gereageerd op het concept-MoU. De enkele schriftelijke mededeling van verweerder dat er op korte termijn met de Sierraleoonse autoriteiten onderhandeld zal worden over de definitieve tekst, zonder dit nader te concretiseren, is, mede gelet op het voorgaande, onvoldoende om op grond daarvan te oordelen dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
3.5.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van 27 augustus 2013 in strijd is met de Vw 2000.
3.6.
Het beroep is dus gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 27 augustus 2013.
4.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om schadevergoeding toe te kennen.
5.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.180,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen, met een waarde per punt van € 472,- en wegingsfactor 1). Omdat een toevoeging is verleend, dienen de kosten te worden voldaan aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 27 augustus 2013;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.180,- en bepaalt dat, nu aan eiser een toevoeging is verleend, deze kosten rechtstreeks aan de rechtsbijstandverlener worden betaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Frankruijter, rechter, in aanwezigheid van G.F. Meiland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.