ECLI:NL:RBDHA:2013:11648
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving omgevingsvergunning Abengoa Bioenergy Netherlands B.V.
Op 10 september 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van Abengoa Bioenergy Netherlands B.V. tegen het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een last onder dwangsom die aan verzoekster was opgelegd. Deze last was gebaseerd op de overtreding van voorschrift 2.14 van de aan verzoekster verleende omgevingsvergunning, die voorschrijft dat er geen geur afkomstig van de inrichting waarneembaar mag zijn op geurgevoelige locaties. Verweerder had verzoekster gelast om uiterlijk op 19 augustus 2013 aan deze voorschriften te voldoen, met een dreiging van een dwangsom van € 100.000,- per overtreding, tot een maximum van € 2.000.000,-. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, stellende dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat het besluit evident onrechtmatig was.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoekster niet aan de voorschriften voldoet en dat de last van 2 november 2011, waar verzoekster zich op beroept, inmiddels was uitgewerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder bevoegd was om een nieuwe herstelsanctie op te leggen en dat de 'ne bis in idem'-jurisprudentie niet van toepassing was. Tevens werd overwogen dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat handhaving zou leiden tot ernstige financiële problemen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat het bestreden besluit naar verwachting zonder onrechtmatigheid in stand zal blijven. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.