ECLI:NL:RBDHA:2013:12889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
13/17762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielverzoek na vertrek naar Noorwegen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Iraanse nationaliteit, had een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar had Nederland inmiddels verlaten en een asielaanvraag in Noorwegen ingediend. De rechtbank overweegt dat, gezien de afwijzing van een verzoek van de Noorse autoriteiten om terugname van eiser door de Nederlandse autoriteiten, het aan Noorwegen is om te bepalen of een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek of om de inhoudelijke behandeling zelf op zich te nemen. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn bezwaren tegen een eventuele overdracht aan een ander Dublinland of zijn asielrelaas in Noorwegen kan aanvoeren. Aangezien eiser Noorwegen ook weer heeft verlaten, concludeert de rechtbank dat hij geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team vreemdelingenkamer
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/17762
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Iraanse nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer], eiser,
gemachtigde mr. R. Hijma, advocaat te
Utrecht;
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te Den Haag,
vertegenwoordigd door mr. I.A.M. de Groot,
ambtenaar ten departemente, verweerder.

1.Procesverloop

Op 14 mei 2011 heeft eiser een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 24 mei 2012 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Cyprus verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Bij brief van 25 mei 2012 is daartegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 2 juli 2012 (Awb 12/17158 en 12/17157) is het beroep door de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2013 (nr. 2012006747/1/V4) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het door eiser ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van deze rechtbank van 2 juli 2012 vernietigd, de zaak naar deze rechtbank terug verwezen en bepaald dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van de door eiser in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten.
De behandeling van het beroep is ter zitting van18 september 2013 voortgezet onder het nummer Awb 13/17762. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2.Overwegingen

2.1
Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2013 volgt dat het beroep van 25 mei 2013 opnieuw volledig dient te worden beoordeeld. Verweerder heeft zich echter primair op het standpunt gesteld dat eiser niet langer belang heeft bij een beoordeling van het beroep omdat hij inmiddels Nederland heeft verlaten en in Noorwegen een asielverzoek heeft gedaan, zodat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Eisers gemachtigde heeft zich namens eiser daartegen verzet.
2.2
Voor zover gemachtigde namens eiser stelt dat eisers belang is gelegen in een eventuele inhoudelijke beoordeling door verweerder van eisers asielrelaas, overweegt de rechtbank dat - blijkens verweerders verklaringen ter zitting - een verzoek van de Noorse autoriteiten om terugname van eiser door verweerder is afgewezen. Daarmee is het aan Noorwegen om hetzij te beoordelen of een ander land dan Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek, hetzij de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek op zich te nemen. Gesteld noch gebleken is dat eiser zijn bezwaren tegen een eventuele overdracht aan een ander Dublinland dan wel zijn asielrelaas niet in Noorwegen naar voren zal kunnen brengen. Dat – zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven en door gemachtigde onweersproken is gelaten – eiser Noorwegen inmiddels ook weer heeft verlaten, dient voor zijn eigen rekening en risico te komen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat er vanuit kan worden gegaan dat eiser thans niet langer belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep.
2.3
Gelet op het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk.
2.4
De Afdeling heeft bij haar uitspraak van 1 juli 2011 de kosten in hoger beroep aan de zijde van eiser vastgesteld op € 472,--. De rechtbank zal de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

3.Beslissing

De rechtbank:
-  verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
-  wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die de door de Afdeling
vastgestelde proceskosten in hoger beroep ad € 472,--aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter. De griffier is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen. Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2013.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijenbinnen vier wekenna de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC Den Haag.Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.