In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een informatiebeschikking die door de inspecteur van de Belastingdienst was afgegeven. De informatiebeschikking, gedateerd op 14 november 2012, betrof het jaar 2009 en was in bezwaar gehandhaafd op 25 januari 2013. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 9 juli 2013 zijn ook andere beroepen van eiser behandeld, die verband hielden met het Rekeningenproject en diverse belastingaanslagen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de informatiebeschikking op het moment van oplegging van de aanslag op 6 februari 2013 nog niet onherroepelijk was. Hierdoor is de informatiebeschikking van rechtswege vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser terecht bezwaar en beroep had ingesteld, aangezien de informatiebeschikking nog niet van rechtswege was vervallen ten tijde van het instellen van het beroep. De rechtbank heeft verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.179, en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.