ECLI:NL:RBDHA:2013:13156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13_993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring beroep inzake informatiebeschikking op grond van artikel 52a AWR

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een informatiebeschikking die door de inspecteur van de Belastingdienst was afgegeven. De informatiebeschikking, gedateerd op 14 november 2012, betrof het jaar 2009 en was in bezwaar gehandhaafd op 25 januari 2013. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 9 juli 2013 zijn ook andere beroepen van eiser behandeld, die verband hielden met het Rekeningenproject en diverse belastingaanslagen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de informatiebeschikking op het moment van oplegging van de aanslag op 6 februari 2013 nog niet onherroepelijk was. Hierdoor is de informatiebeschikking van rechtswege vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser terecht bezwaar en beroep had ingesteld, aangezien de informatiebeschikking nog niet van rechtswege was vervallen ten tijde van het instellen van het beroep. De rechtbank heeft verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.179, en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/993
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 oktober 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
13/993

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 14 november 2012 met betrekking tot het jaar 2009 aan eiser een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) afgegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 januari 2013 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013.
Namens eiser is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen
[B] en [C].
Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van eiser met de nummers SGR 13/1158 tot en met 13/1163 en 13/1165 tot en met 13/1168. Daarnaast zijn ter zitting behandeld de beroepen van andere, door de gemachtigde van eiser vertegenwoordigde, belastingplichtigen, welke beroepen betrekking hebben op in het kader van het Rekeningenproject opgelegde (navorderings)aanslagen, verhogingen, vergrijpboetes en heffingsrenten, alsmede een informatiebeschikking.

Overwegingen

Ontvankelijkheid van het beroep
1.
Artikel 52a, derde lid, van de AWR luidt:
“Indien de inspecteur een aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag vaststelt of een beschikking neemt voordat de met betrekking tot die belastingaanslag of beschikking genomen informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, vervalt de informatiebeschikking.”
2.
De onderhavige informatiebeschikking is gedagtekend 14 november 2012. Het daartegen gerichte bezwaar is bij uitspraak van 25 januari 2013 afgewezen. Eiser heeft daartegen bij brief van 4 februari 2013, door de rechtbank op dezelfde dag ontvangen, beroep ingesteld. Met dagtekening 6 februari 2013 is de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2009 aan eiser opgelegd.
3.
Nu de informatiebeschikking op het moment dat de aanslag werd opgelegd nog niet onherroepelijk was geworden, is deze op grond van voormeld artikel 52a, derde lid, van de AWR van rechtswege komen te vervallen. Het beroep kan dan ook niet tot een voor eiser gunstiger resultaat leiden. Het beroep wordt daarom wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard.
Proceskosten
4.
Ten tijde van het instellen van het beroep was de informatiebeschikking nog niet van rechtswege komen te vervallen. Eiser is daarom terecht in bezwaar en beroep gekomen. De rechtbank ziet daarin aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.179 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472, en een wegingsfactor 1). Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.179, te betalen aan eiser;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. I. Obbink-Reijngoud en mr. T. van Rij, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep