In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Vestia en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Vestia vorderde ontruiming van de huurwoning van [gedaagde] vanwege ernstige overlast en huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen dateert van 2 juli 2012, waarbij [gedaagde] een flatwoning huurt aan de Dorpersdreef 136 te Den Haag. Vestia heeft [gedaagde] herhaaldelijk gewaarschuwd voor wanprestatie, waaronder het in gebruik geven van de woning aan derden en het veroorzaken van overlast. Ondanks deze waarschuwingen heeft [gedaagde] de huur opgezegd, maar Vestia heeft deze opzegging niet geaccepteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige en structurele overlast, zoals blijkt uit klachten van omwonenden en politie-interventies. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en de impact op de andere huurders. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 1.876,36 en de proceskosten, waarbij een deel van de kosten voor rekening van Vestia werd gelaten, omdat de keuze voor de voorzieningenrechter extra kosten voor [gedaagde] met zich meebracht.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de belangen van de verhuurder en de huurder, vooral in gevallen van ernstige overlast. De rechtbank heeft de ontruiming als een diep ingrijpende maatregel beschouwd, maar in dit geval was het belang van Vestia en de andere huurders doorslaggevend.