ECLI:NL:RBDHA:2013:13699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot afwijzing verblijfsvergunning op basis van mvv-vereiste en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Srilankaanse vrouw, had een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf bij echtgenoot'. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat het vasthouden aan het mvv-vereiste in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), gezien haar gezinsleven met haar echtgenoot en kind in Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, maar dat de staatssecretaris in zijn belangenafweging niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het kind, dat in Nederland is geboren en nooit in Sri Lanka is geweest. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet op goede gronden heeft geconcludeerd dat de belangen van eiseres niet opwegen tegen het algemeen belang van de staat bij de uitzetting. De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris vernietigd en geoordeeld dat eiseres ten onrechte niet is vrijgesteld van het mvv-vereiste.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 944,-.