In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in een voorlopige voorziening met betrekking tot de asielaanvraag van eiser, een Egyptische koptische christen. Eiser had op 15 mei 2013 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 21 mei 2013 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 6 september 2013 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen totdat op zijn beroep was beslist. De zitting vond plaats op 26 september 2013, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een hernieuwde beoordeling van de asielaanvraag rechtvaardigen. Eiser heeft weliswaar nieuwe verklaringen van vrienden over geweldsincidenten in Egypte overgelegd, maar deze zijn niet afkomstig uit objectieve bronnen en worden niet ondersteund door documenten. De voorzieningenrechter concludeert dat de huidige situatie voor koptische christenen in Egypte zorgwekkend is, maar dat dit niet betekent dat eiser persoonlijk risico loopt op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.