In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland/Haaglanden, dat de minderjarige onder toezicht had gesteld na ernstige incidenten waarbij de minderjarige bijna is doodgegaan door cocaïne-intoxicatie. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft zich niet verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar vroeg om een kortere periode voor de machtiging tot uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in een risicovolle thuissituatie verbleef, waar een operationeel drugslaboratorium werd aangetroffen. De moeder heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden gekregen, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en heeft niet in hoger beroep gegaan. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef bij de moeder en de ernstige gevolgen van haar handelen voor de minderjarige.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 22 oktober 2013 tot 22 oktober 2014 en heeft Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland gemachtigd om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukte dat Bureau Jeugdzorg zorg moet dragen voor een nieuw indicatiebesluit, gezien de omstandigheden van de minderjarige en de betrokkenheid van de moeder.