Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het op 31 mei 2013 ingekomen verzoekschrift,
- het op 3 oktober 2013 ingekomen verweerschrift.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, die in een longstayvoorziening verbleef, stelde dat zijn opname onterecht was en dat hij hierdoor schade had geleden. Hij had eerder een administratiefrechtelijke rechtsgang doorlopen tegen de beslissing van de minister tot opname, maar deze was in stand gebleven. De rechtbank oordeelde dat het horen van getuigen niet nodig was voor de beantwoording van de juridische vraag of de formele rechtskracht van de ministeriële beslissing kon worden doorbroken. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor prematuur was, aangezien de formele rechtskracht van de beslissing van de minister nog niet was doorbroken. De rechtbank wees het verzoek af en veroordeelde verzoeker in de kosten van de procedure. De beslissing benadrukt het belang van de formele rechtskracht van administratieve beslissingen en de noodzaak om eerst de bodemprocedure af te wachten voordat getuigen worden gehoord.