ECLI:NL:RBDHA:2013:14330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
13-17512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van uitzetting van verzoeker naar Guinee op basis van medische situatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Guinese man geboren in 1982, had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting naar Guinee, die gepland stond voor 8 juli 2013. De voorzieningenrechter heeft de uitzetting geschorst op basis van de medische situatie van verzoeker, die zich in een slechte gezondheid verkeerde door een hongerstaking en dorststaking. De rechter oordeelde dat de eerder afgegeven 'Fit to fly'-verklaring van 6 juli 2013 niet meer betrouwbaar was, gezien de nieuwe informatie die op 7 juli 2013 naar voren kwam over verzoekers gezondheid. Verzoeker had een verklaring van zijn arts, E. Bonsen, ingediend, waarin werd gesteld dat zijn gezondheidstoestand ernstig was en dat hij niet in staat was om te reizen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan die van de verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/17512
V-nr: [V-nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker],

geboren op [geboortedag] 1982, van Guinese nationaliteit, verzoeker,
gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld, advocaat te Groningen
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde mr. D.S. Asarfi, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Verweerder is voornemens verzoeker op 8 juli 2013 om 8.00 uur uit te zetten naar Guinee.
Verzoeker heeft op 8 juli 2013 bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting. Bij verzoekschrift van dezelfde datum heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het bezwaar.

Overwegingen

1.
Uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijkt dat de voorzieningenrechter uitsluitend bevoegd is een voorlopige voorziening te treffen indien bij de rechtbank beroep tegen een besluit is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat bezwaar is gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting, welke handeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 met een besluit gelijk is gesteld. De voorzieningenrechter is daarom bevoegd.
2.
Een voorlopige voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Awb worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter zal daartoe een afweging moeten maken tussen het belang van verzoeker om de het besluit op bezwaar hier te lande af te wachten en het belang van verweerder bij de onmiddellijke uitzetting van verzoeker uit Nederland. In dat verband is ook van belang of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
3.
Gelet op het spoedeisende karakter van de gevraagde voorziening, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb, onmiddellijk uitspraak te doen zonder toepassing van artikel 8:83, eerste lid, van de Awb.
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder eerder op 14 juni 2013 heeft getracht verzoeker uit te zetten. Bij uitspraak van 13 juni 2013 (AWB 13/15194) van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, is het verzoek om een voorlopige voorziening die ertoe strekte de uitzetting op te schorten, afgewezen. Op 14 juni 2013 is verzoeker per vliegtuig naar Parijs verwijderd. De piloot heeft echter geweigerd verzoeker verder te vervoeren, zodat verzoeker weer is teruggekeerd naar Nederland.
Op 25 juni 2013 heeft verweerder wederom getracht verzoeker uit te zetten naar Guinee. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (AWB 13/16190) van dezelfde datum is het verzoek om een voorlopige voorziening die ertoe strekte de uitzetting op te schorten, afgewezen. Verzoeker is dezelfde dag verwijderd naar Brussel. Op het vliegveld in Brussel is echter een niet-Fit to fly-verklaring afgegeven door de aldaar dienstdoende arts voor verder vervoer naar Guinee. Verzoeker is dan ook weer teruggekeerd naar Nederland.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat voor onderhavige uitzetting op 6 juli 2013 een Fit to fly-verklaring is afgegeven. Daarnaast is op 7 juli 2013 aanvullend bloedonderzoek gedaan, waarna de dienstdoende arts aan verweerder heeft laten weten geen aanleiding te zien terug te komen op de Fit to fly-verklaring van 6 juli 2013.
5.
Verzoeker is het niet eens met de voorgenomen uitzetting en voert daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aan. Verzoeker is reeds 7 weken in hongerstaking en intermitterend in dorststaking. Zijn medische toestand is slecht volgens zijn arts E. Bonsen, die op 7 juli 2013 daarover een schriftelijke verklaring heeft gegeven. Verzoeker kan zich dan ook niet vinden in de conclusies van de Fit to fly-verklaring van 6 juli 2013. Het medisch onderzoek naar verzoekers conditie is volgens verzoeker onvolledig geweest, bovendien is verzoekers arts niet geraadpleegd. Niet inzichtelijk is hoe verzoekers gezondheid zich heeft ontwikkeld sinds de niet-Fit to fly-verklaring van 25 juni 2013. Dit klemt te meer daar verzoekers gezondheid als gevolg van het voortzetten van zijn honger- en dorststaking verder is verslechterd. Verzoeker stelt zich tevens op het standpunt dat niet van het bloedonderzoek van 7 juli 2013 kan worden uitgegaan, omdat verzoekers arts niet met zekerheid kan zeggen dat zij het juiste bloedbuisje aan verweerder heeft overhandigd ten einde dit te laten onderzoeken.
Voorts is verzoeker zeer vatbaar voor infecties wegens een sterk verminderde weerstand. Verzoeker stelt dat medische behandeling hiervoor niet aanwezig is in Guinee en dat ook overigens de overdracht van de medische behandeling niet goed geregeld is. Tot slot vreest verzoeker bij terugkeer voor een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat hij in Nederland uitgebreid in het nieuws is geweest over zijn stelling dat de ten behoeve van hem afgegeven laissez-passer (lp) niet echt is.
6.
Verweerder stelt op het volgende - zakelijk weergegeven – standpunt. Van de juistheid van de Fit to fly-verklaring van 6 juli 2013 kan worden uitgegaan; verzoekers hart- en longfunctie en zijn bloeddruk zijn onderzocht. Daarnaast is uit zorgvuldigheid een bloedonderzoek gedaan. Voor zover niet kan worden vertrouwd op de uitkomsten van het bloedonderzoek stelt verweerder zich op het standpunt dat het bloedonderzoek slechts ter meerdere zekerheid is gedaan. De enkele Fit to fly-verklaring van 6 juli 2013 volstaat om
verzoeker uit te kunnen zetten. Zorgvuldigheidshalve zal vlak voor de vlucht op 8 juli 2013 een laatste Fit to fly-test worden gedaan.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gezien hetgeen verzoeker heeft aangevoerd met betrekking tot zijn gezondheidssituatie en het onderzoek dat daarnaar is ingesteld op 6 en 7 juli 2013, verweerder ten behoeve van verzoekers uitzetting op 8 juli 2013 niet langer meer uit kan gaan van de Fit to fly-verklaring van 6 juli 2013. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de Fit to fly-verklaring niet is voorzien van een nadere schriftelijke onderbouwing die inzicht geeft in het onderzoek dat heeft plaatsgevonden en de conclusies die daaruit getrokken zijn. Ook blijkt niet dat bijzondere aandacht is geweest voor verzoekers gezondheidstoestand sinds verzoeker op
25 juni 2013 door een Belgische arts niet fit to fly is verklaard. Dit klemt te meer nu verzoeker een verklaring zijn arts E. Bonsen heeft ingebracht, waaruit naar voren komt dat verzoeker na 25 juni 2013 is doorgegaan met zijn honger- en dorststaking, hij zeer zwak is en verzoekers bloeddruk op 6 en 7 juli 2013 zeer wisselend is geweest. Daar komt bij dat aan de uitslag van het door verweerder op enig moment nodig geachte bloedonderzoek geen waarde kan worden gehecht gelet op het volgende. Verweerder heeft ten behoeve van dat onderzoek op verzoek van verzoeker zelf gebruik gemaakt van een buisje met bloed dat door verzoekers arts op 7 juli 2013 van verzoeker zou zijn afgenomen. Nadat de uitslag van het onderzoek later op 7 juli 2013 door verweerder bekend is gemaakt, heeft verzoekers arts de gemachtigde laten weten dat het mogelijk is dat zij bloed van een andere patiënt aan verweerder ter beschikking heeft gesteld aangezien zij voorafgaand aan het bezoek aan verzoeker, waarbij zij bloed van hem heeft afgenomen, bij andere hongerstakende gedetineerden bloed heeft afgenomen en heeft nagelaten op ieder buisje afzonderlijk een adequate naamsvermelding te doen. Verzoekers arts houdt het voor mogelijk dat zij bloed van een andere - minder zieke - patiënt aan verweerder ter beschikking heeft gesteld.
7.2.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat verzoekers belang dient te prevaleren boven het belang van verweerder bij de onmiddellijke uitzetting van verzoeker naar Guinee. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe die zin dat het verweerder wordt verboden verzoeker uit Nederland te (doen) verwijderen totdat op het bezwaarschrift tegen de feitelijke uitzetting is beslist. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen nadere bespreking.
8.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8.2.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 472,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 472,--, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek toe in die zin dat verweerder wordt verboden verzoeker uit te zetten tot op het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting is beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €160,-- (zegge: honderdzestig euro) aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 472,-- (zegge: honderdtweeënzeventig euro), te betalen door verweerder aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juli 2013 door mr. B.E. Mildner, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. Y.A.P. Huijbregts-Kegels, griffier. De beslissing is verzonden aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier, voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.:
Coll.:
D:
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.