Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.[eiser 1],
1.De feiten
Zoals in zoveel landen vindt ook in Nederland onderzoek plaats naar de herkomst van cultuurgoederen die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog onder het beheer van de Staat zijn gekomen. Het onderzoek wordt verricht onder begeleiding van de Commissie Ekkart. Het maakt deel uit van een aantal onderzoeken dat inmiddels heeft plaats gevonden naar roof en rechtsherstel tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Bij brief van 21 maart 2000 (Kamerstukken II 1999/00, 25 839, nr. 13) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomst van reeds afgeronde onderzoeken en over de reactie daarop van de regering. Het uitgangspunt van de Nederlandse regering is dat na de oorlog in Nederland uitgebreid rechtsherstel heeft plaatsgevonden waarbij getracht is iedereen zoveel mogelijk in zijn of haar rechten te herstellen. Dat rechtsherstel is naar de maatstaven van nu formalistisch, bureaucratisch en kil geweest, waarvoor de regering spijt betuigt. Reden om het rechtherstel in zijn geheel over te doen is er niet maar wel stelt de regering voorop dat het voor rechthebbenden mogelijk blijft om verzoeken tot restitutie van bezittingen in te dienen.”
Bij twijfel of een claim deze marginale toets doorstaat (…) kan besloten worden dat wordt overgegaan tot het opstellen van een conceptonderzoeksrapport (…), waarin de op dat moment beschikbare gegevens en de openstaande vragen opgesomd worden.
De Restitutiecommissie had dan zelf kunnen beoordelen in welke afgedane of lopende adviesprocedure de nieuwe informatie zou moeten worden betrokken. Dit past bij de onafhankelijkheid van de Restitutiecommissie. Tevens blijven de procedurele belangen van verzoekster voldoende gewaarborgd aangezien de minister dan geen enkele invloed heeft op de wijze waarop de Restitutiecommissie omgaat met de door verzoekster aangebrachte nova. In de procedure bij de Restitutiecommissie blijven de minister en verzoekster daardoor gelijkwaardige partijen.”
Onderzoeks- en adviesfase
Ik zal u informeren zodra de commissie het advies heeft uitgebracht aan de minister.”
Het uitgangspunt bij verzoeken om hernieuwd advies is dat de commissie de door de verzoeker aangeleverde toelichting in samenhang met het bestaande advies en rapport toetst aan de twee (…) criteria, waarbij de commissie uitgaat van de vraag of de uitkomst van het oorspronkelijke advies anders zou zijn geweest indien de aangevoerde nieuwe feiten ten tijde van de totstandkoming van dat advies bekend waren. In uw geval bestaat de toelichting uit het op 19 november 2012 en de daarop volgende dagen afgegeven dossier, eventueel aangevuld met de door u aangekondigde en de - onder de hierboven gegeven voorwaarden - nog aan te leveren nieuwe documenten. De commissie bestudeert deze toelichting dus in samenhang met het reeds bestaande advies en rapport. Na interne beraadslagingen komen de beoordeling en de afwegingen van de commissie ten aanzien van de twee genoemde toetsingscriteria in beginsel direct tot uitdrukking in een advies aan de minister, zonder dat sprake is van een nieuwe feitenrapportage of een hoorzitting.