In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die blijk gaf van zorgelijk gedrag en vermoedens van radicalisering. De minderjarige, geboren in 1996, verblijft feitelijk in een gesloten jeugdzorginstelling en heeft plannen geuit om naar Syrië te gaan om te strijden, wat aanleiding gaf tot de zorgen van de Raad.
Tijdens de zitting op 28 maart 2013 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de ouders van de minderjarige, die zich grote zorgen maken, en de advocaat van de minderjarige, mr. M.R. Backer. De minderjarige ontkent echter de beschuldigingen van radicalisering en heeft aangegeven dat ze niet van plan is om naar Syrië te gaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende waarborgen zijn voor de veiligheid van de minderjarige indien zij bij familie zou worden geplaatst, gezien eerdere ervaringen en de huidige situatie.
De kinderrechter heeft besloten dat het noodzakelijk is om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en haar op te nemen in een gesloten jeugdzorginstelling. Dit is gedaan om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt en om haar veiligheid te waarborgen. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een latere zitting, waarbij verdere onderzoeken naar de situatie van de minderjarige zullen plaatsvinden. De beschikking is gegeven te ’s-Gravenhage en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.