ECLI:NL:RBDHA:2013:15159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
C-09-439855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg van een minderjarige met vermoedens van radicalisering

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die blijk gaf van zorgelijk gedrag en vermoedens van radicalisering. De minderjarige, geboren in 1996, verblijft feitelijk in een gesloten jeugdzorginstelling en heeft plannen geuit om naar Syrië te gaan om te strijden, wat aanleiding gaf tot de zorgen van de Raad.

Tijdens de zitting op 28 maart 2013 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de ouders van de minderjarige, die zich grote zorgen maken, en de advocaat van de minderjarige, mr. M.R. Backer. De minderjarige ontkent echter de beschuldigingen van radicalisering en heeft aangegeven dat ze niet van plan is om naar Syrië te gaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende waarborgen zijn voor de veiligheid van de minderjarige indien zij bij familie zou worden geplaatst, gezien eerdere ervaringen en de huidige situatie.

De kinderrechter heeft besloten dat het noodzakelijk is om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en haar op te nemen in een gesloten jeugdzorginstelling. Dit is gedaan om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt en om haar veiligheid te waarborgen. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een latere zitting, waarbij verdere onderzoeken naar de situatie van de minderjarige zullen plaatsvinden. De beschikking is gegeven te ’s-Gravenhage en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-789
Zaaknummer: C/09/439855
Datum beschikking: 28 maart 2013
Voorlopige ondertoezichtstelling en voorlopige machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Beschikking op het op 27 maart 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, locatie Den Haag (verder: de Raad),
de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
kind uit het huwelijk van:
[X],
de vader,
en
[Y],
de moeder,
beiden wonende te[woonplaats], [adres],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten De Vaart te Sassenheim.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlage(n) met daarin vervat de verklaring van Bureau Jeugdzorg
dat een situatie als bedoeld in artikel 29c, tweede lid, van de Wet op de Jeugdzorg zich
voordoet, althans het ernstige vermoeden dat bedoelde situatie zich voordoet;
- de instemmingsverklaring d.d. 27 maart 2013 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 29c, vierde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige met het oog daarop
kort tevoren niet heeft onderzocht of gesproken;
- de instemmingsverklaring d.d.28 maart 2013 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29c, vierde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht;
- het indicatiebesluit van Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (verder: Bureau Jeugdzorg) d.d. 28 maart 2013, met de daarbij behorende aanvraag.
Op 28 maart 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [A], namens de Raad,
  • mevrouw [B] en de heer [C], namens de Stichting Bureau Jeugdzorg (verder: Bureau Jeugdzorg);
  • de ouders, bijgestaan door de heer T. Cetinkaiyk, tolk in de Turkse taal;
  • de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. M.R. Backer;
  • de oom van de minderjarige.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 27 maart 2013 de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Gravenhage bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 27 maart 2013 de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 27 maart 2013 tot 29 maart 2013, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, en het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige, met toepassing van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
De grond van het verzoek van de Raad is, blijkens het verzoekschrift, gelegen in het feit dat de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige ernstig bedreigd wordt. De minderjarige laat de laatste tijd toenemend zorgelijk gedrag zien. Ze gaat niet naar school en is aan het radicaliseren. Dit uit zich in het dragen van een burka, het bezoeken van een moskee in Zoetermeer, extreme gedachten, de wens om naar Syrië te gaan om te strijden en de wens om naar Egypte te gaan om daar een Islam studie te volgen en te trouwen met een man van 22 jaar die zij via het internet kent. De minderjarige is een meisje dat haar plannen daadwerkelijk ten uitvoer kan brengen. Op 22 maart 2013 is ze immers op het vliegveld van België aangehouden. Ze was daar samen met de man die zij kent van het internet om te vertrekken naar Egypte. De minderjarige lijkt vastberaden te zijn en vast te houden aan haar plannen.
De ouders staan machteloos en maken zich grote zorgen. Om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken is opneming en verblijf binnen een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk.

Beoordeling

Mr. Backer heeft namens de minderjarige primair bepleit het verzoek tot gesloten uithuisplaatsing af te wijzen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit de stukken een schrikbeeld naar voren komt, de minderjarige zou radicaliseren. Echter ontkent de minderjarige dat. Ze is al lang niet meer naar de moskee in Zoetermeer geweest en is niet van plan om naar Syrië te gaan om te helpen bij de gewapende strijd. Het dragen van een burka of het willen wonen in Egypte zijn onvoldoende om radicalisering aan te nemen.
Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de minderjarige thans goede gesprekken met haar familie heeft gehad en er geen aanleiding is om aan te nemen dat er represailles zouden volgen na haar wegloopgedrag. De minderjarige is bewust dat zij haar ouders verdriet heeft aangedaan en de jongen die ze via internet heeft leren kennen kan ze los laten.
Een uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is thans te prematuur. Te meer nu het vermoeden van radicalisering enkel berust op een verklaring van het nichtje van de minderjarige. Dat de politie vermoedens heeft dat de minderjarige nog steeds naar het buitenland wil vertrekken is niet te toetsen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de minderjarige bij haar oom en tante te plaatsen. Zodoende kan ze dicht bij haar familie blijven en is er voldoende toezicht op haar.
De raadsman heeft zich namens de minderjarige niet verzet tegen de ondertoezichtstelling.
De ouders hebben zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling van de minderjarige. Voorts hebben de ouders laten weten zich zorgen te maken over de minderjarige. Zij zien het liefst dat de minderjarige vanuit de thuissituatie hulp krijgt. Indien dat niet mogelijk is willen zij veel contact met de minderjarige blijven houden wanneer ze uit huis wordt geplaatst.
De minderjarige heeft laten weten dat zij niet naar Syrië wilde gaan. Het is wel haar droom om in Egypte te wonen. Zij ziet nu in wat ze haar ouders heeft aangedaan om zonder bericht te vertrekken. De minderjarige wil bij haar ouders blijven en laten zien dat ze niet nogmaals wil vertrekken naar het buitenland. Desgevraagd heeft de minderjarige mede gedeeld dat zij geen hulp nodig heeft.
Mevrouw [A] heeft namens de Raad naar voren gebracht dat er thans te veel onduidelijkheden zijn en de veiligheid onvoldoende kan worden gewaarborgd wanneer de minderjarige bij familie wordt geplaatst. Mevrouw [A] heeft daartoe aangevoerd dat de minderjarige in het verleden ook bij familie heeft gewoond, waarna het ook mis ging. Tevens heeft de Raad begrepen dat de minderjarige een nieuw paspoort heeft aangevraagd, omdat haar oude paspoort was kwijtgeraakt.
Het is van belang dat een onafhankelijke deskundige onderzoekt of de minderjarige hulpverlening nodig heeft en hoe het zit met de vermoedens van radicalisering en het feit dat ze niet naar school gaat.
Namens Bureau Jeugdzorg heeft mevrouw [B] laten weten dat de politie vermoedens heeft dat de minderjarige plannen heeft om naar het buitenland te gaan. In verband met een strafrechtelijk onderzoek geeft de politie hierover echter geen informatie.
Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de minderjarige, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Voorts is het naar het oordeel van de kinderrechter dringend en onverwijld noodzakelijk de minderjarige uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wegens ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren – of een ernstig vermoeden dat daarvan sprake is – en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken, zonder dat een machtiging in de zin van in artikel 29b van de Wet op de Jeugdzorg kan worden afgewacht.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de zorgen omtrent de minderjarige groot zijn. Ze gaat niet naar school en onttrekt zich aan het gezag van de ouders. Dat er aanwijzingen zijn dat de minderjarige naar Syrië wil maakt dat plaatsing bij familie thans niet aan de orde is. Er bestaat immers de kans dat de minderjarige dan alsnog naar het buitenland zal vertrekken, ondanks dat zij dat ontkent. De kinderrechter acht het derhalve geboden de minderjarige te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, alwaar de intenties en beweegredenen van de minderjarige onderzocht kunnen worden en haar veiligheid gewaarborgd is. De kinderrechter zal het verzoek tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van vier weken afgeven en voor het overige aanhouden. De gezinsvoogd dient alsdan de familiesituatie in kaart te brengen en te onderzoeken of plaatsing van de minderjarige bij de oom en tante, met waarborgen omkleed, mogelijk is. Ook dient uitgezocht te worden waar de verhalen van de moeder en het nichtje van de minderjarige vandaan komen dat zij naar Syrië zou willen vertrekken, en dient de informatie van de politie die daarop wijst concreter aangevoerd te worden.
De kinderrechter verzoekt Bureau Jeugdzorg tevens voor de nader bepaalde zitting een nieuwe verklaring van een gedragswetenschapper die de minderjarige heeft gesproken over te leggen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt de minderjarige van 29 maart 2013 tot 27 juni 2013 voorlopig onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de minderjarige voorlopig te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29c, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg van 29 maart 2013 tot 24 april 2013;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting (op locatie, te weten in de instelling voor jeugdzorgplus De Vaart te Sassenheim) van
23 april 2013 te 12.30 uur;
* de Raad voor de Kinderbescherming;
* de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden;
* de vader;
* de moeder;
* de minderjarige;
* de advocaat van de minderjarige, mr. M.R. Backer;
is aangezegd om op voormelde zitting te verschijnen;
Deze beschikking is gegeven te ’s-Gravenhage door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2013, in tegenwoordigheid van
mr. M.H. van Limpt als griffier.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage.