ECLI:NL:RBDHA:2013:15265
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Belastingplichtige kan niet achteraf kiezen voor andere berekeningsmethode bij Bpm-aangifte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm). Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde [A], had bezwaar aangetekend tegen de voldoening op aangifte van Bpm voor een Audi S5, die hij op 6 januari 2012 had geregistreerd. Eiser had bij zijn aangifte gebruik gemaakt van een forfaitaire berekeningstabel, maar in bezwaar wilde hij de verschuldigde belasting herberekenen aan de hand van een koerslijst die hij pas bij het bezwaar overlegde. De inspecteur van de Belastingdienst, vertegenwoordigd door [B] en [C], verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat het bepaalde in artikel 10, zevende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen (Wet BPM) meebrengt dat een belastingplichtige niet achteraf kan kiezen voor een andere berekeningsmethode dan die bij de aangifte is gebruikt. De rechtbank wees het verzoek om uitstel van de zitting af, omdat dit te laat was ingediend. Eiser was niet verschenen op de zitting en had geen geldige redenen aangevoerd voor zijn afwezigheid.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet kon terugkomen op zijn keuze voor de forfaitaire berekening en dat hij geen gronden had aangevoerd die zouden kunnen wijzen op een onterecht berekende Bpm. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.