In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.T.A.M. van Mierlo, een vordering ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. S.M. Kingma. De zaak betreft overheidsaansprakelijkheid, waarbij eiser schadevergoeding vordert als gevolg van een door de Staat opgelegd voederverbod dat van invloed was op zijn wormenkwekerij. De rechtbank heeft op 13 november 2013 vonnis gewezen, waarin de procedure en de beoordeling van de schade aan de orde komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat aansprakelijk is voor de door eiser geleden schade, die voortvloeit uit het voederverbod dat van kracht was van 20 maart 2003 tot 3 november 2005 en van 29 maart 2007 tot 24 december 2008. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 1.031.727,-, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van de procedure. De rechtbank heeft de schadebegroting uitvoerig besproken, waarbij verschillende referentieperiodes en inkomstenbronnen zijn beoordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk de schade vastgesteld op € 167.214,69, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot betaling van € 5.293,60 voor de accountantskosten en in de proceskosten van eiser. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een comparitie te gelasten, gezien de uitkomst van de zaak.