Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[A],
[B],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, ouders van drie minderjarige kinderen, de Staat der Nederlanden aangeklaagd in een kort geding. De eisers vorderden onder andere de intrekking van arrestatiebevelen en een verbod op medewerking aan kinderbeschermingsmaatregelen. De achtergrond van de zaak ligt in eerdere juridische procedures waarbij de kinderen onder toezicht zijn gesteld en een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing is verleend aan Bureau Jeugdzorg. Eisers hebben in 2011 met de kinderen naar Duitsland geëmigreerd, waarna er Europese arrestatiebevelen zijn uitgevaardigd wegens onttrekking aan het toezicht van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft in eerdere procedures geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd was om over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te beslissen. In het kort geding van 7 november 2013 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vorderingen van eisers niet toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder genomen beslissingen niet onrechtmatig zijn en dat er geen nieuwe feiten zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. De vorderingen zijn afgewezen, en eisers zijn veroordeeld in de proceskosten.