Uitspraak
(gemachtigde: [A]),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen [X] BV, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. De zaak betreft een beroep tegen de voldoening op aangifte van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm). Eiseres had op 24 augustus 2011 een bedrag van € 31.695 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Mercedes Benz S 63 AMG. De inspecteur had het bezwaar van eiseres tegen de voldoening op aangifte gegrond verklaard en een teruggaaf van € 3.851 verleend, waardoor de verschuldigde belasting op € 27.844 werd vastgesteld. Eiseres verzocht in het beroepschrift om de verschuldigde belasting vast te stellen op dit bedrag, maar de rechtbank oordeelde dat er enkel nog geschil was over de hoogte van de heffingsrente en de kostenvergoeding.
De rechtbank overwoog dat de heffingsrente correct was berekend volgens de wettelijke bepalingen en dat er geen aanleiding was voor een immateriële schadevergoeding, aangezien de uitspraak binnen de redelijke termijn was gedaan. Eiseres stelde dat de regeling inzake heffingsrente onvoldoende vergoeding bood voor de geleden schade, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was om de wet op billijkheid te toetsen. De rechtbank wees ook het verzoek om een hogere kostenvergoeding af, omdat de gemaakte kosten in overeenstemming waren met de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank benadrukte dat bij het indienen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen.