ECLI:NL:RBDHA:2013:15837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
AWB-13_5272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het resultaat uit overige werkzaamheden van een distributeur van FM Group Benelux

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2013 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij eiseres, een distributeur van de FM Group Benelux, in geschil was met de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009. Eiseres had een positief resultaat behaald uit haar werkzaamheden, maar de inspecteur had een te hoog bedrag aan inkomsten in aanmerking genomen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bron van inkomen, te weten resultaat uit overige werkzaamheden, en dat het beroep van eiseres gegrond was. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 20.217,88. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.179 en diende het betaalde griffierecht van € 44 aan eiseres te worden vergoed.

De rechtbank overwoog dat eiseres als distributeur van de FM Group een netwerk van inkoopklanten had opgebouwd en dat zij door haar activiteiten een positieve opbrengst had gerealiseerd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet enkel als hobby bezig was, maar dat zij met haar activiteiten een voordeel had beoogd en dat redelijkerwijs een voordeel te verwachten was. De rechtbank verwierp het beroep van de inspecteur op omkering van de bewijslast, omdat niet was aangetoond dat eiseres zich bewust was van een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting dat niet zou worden geheven. De rechtbank stelde vast dat eiseres een bron van inkomen had en dat de door haar behaalde inkomsten uit de FM Group als resultaat uit overige werkzaamheden moesten worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de door eiseres aangegeven inkomsten niet correct waren en dat de aanslag moest worden verminderd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/5272

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 31 mei 2013 op het bezwaar van eiseres tegen de voor het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.486 (aanslagnummer 1793.44.407.H96).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013.
Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de aanslag IB/PVV betreft;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en
woning van € 20.217,88;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.179, te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1.
Eiseres is in juni 2008 als distributeur aangesloten bij de FM Group Benelux. De FM Group is als verkooporganisatie van parfums en cosmeticaproducten sinds 2007 actief in de Benelux. Daarvoor al sinds 2004 in andere landen. Eiseres laat mensen kennismaken met de producten van de FM Group. Zij maakt mensen enthousiast om inkoopklant te worden. Eiseres organiseerde daartoe van een tweetal avonden per week tot een aantal avonden per maand voorlichtingsavonden. Op die avonden kwamen de ene keer ongeveer 12 mensen en de andere keer 50, 60 of 70 personen. Tijdens dergelijke avonden geeft eiseres voorlichting over de werkwijze van de FM Group en over de producten en verstrekt zij aan belangstellenden die inkoopklant willen worden startersets waar de mensen mee kunnen werken. De enige investering die eiseres hoefde te doen was een geurmap voor € 51 aan te schaffen. Eiseres behoeft geen verplichte maandomzetten te behalen en kan zelf beslissen wanneer zij haar tijd kan en wil investeren in voornoemde activiteiten. Eiseres dient op jaarbasis 4 parfums aan te kopen of te verkopen op de webshop om haar distributeurschap te behouden. Eiseres kan er voor kiezen meetings of opleidingen bij te wonen. De (aldus geworven) inkoopklanten kunnen de producten voor de inkoopprijs kopen via de webshop van de FM Group en verkopen de producten dan weer. Zij gebruiken de producten ook zelf. Iedere inkoopklant heeft een contract afgesloten op basis waarvan hij/zijn minimaal 3 à 4 producten per jaar moet inkopen, zolang zij inkoopklant zijn. Een klein gedeelte van de relaties van eiseres bouwt weer een eigen (distributie)netwerk op.
Bij elke inkoop door een inkoopklant krijgt eiseres door de FM Group een aantal punten toegekend. Bij een bepaald puntensaldo hoort een bepaald ‘level’ waarbij weer een bepaald percentage aan commissie is gekoppeld. Naarmate het puntensaldo van de inkoopklanten hoger is, ontvangt eiseres een hogere commissie. De laagste commissie is 3% en de hoogste commissie is 21% van de door de inkoopklanten behaalde omzet. Daarnaast geeft de FM Group boven deze levels nog extra verdiensten. In september 2009 had eiseres recht op een commissie van 21%.
2.
De FM Group heeft in 2009 € 14.205,59 als commissie aan eiseres betaald.
3.
Eiseres heeft voor het onderhavige jaar (2009) aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan en daarin enkel looninkomsten uit [X] B.V. aangegeven.
4.
In geschil is of met betrekking tot de door eiseres verrichtte activiteiten sprake is van een bron van inkomen. Het geschil spits zich toe op de vragen of eiseres met haar activiteiten voordeel heeft beoogd alsmede of redelijkerwijs een voordeel was te verwachten. Indien de voorgaande vragen bevestigend worden beantwoord is de in geschil of er sprake is van winst uit onderneming en is de hoogte van de in de belastingheffing te betrekken inkomsten in geschil.
Omkering bewijslast?
5.
Verweerder beroept zich op omkering van de bewijslast.
Artikel 27e, eerste lid, van de AWR luidt met ingang van 1 juli 2011: “Indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.”
Vaststaat dat verweerder geen informatiebeschikking heeft genomen, zodat er in zoverre geen grond is voor toepassing van omkering van de bewijslast. Voor de inkomstenbelasting geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting (vgl. Hoge Raad 30 oktober 2009, nr. 07/10513 op www.rechtspraak.nl en Hoge Raad 23 april 1986, nr. 23 374). Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de hiervoor bedoelde gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is (vgl. Hoge Raad 20 mei 1987,
nr. 23 840). Indien sprake is van een gecombineerde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, is in dit verband het gezamenlijke bedrag van de verschuldigde belasting en premie bepalend. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden voor de toepassing van de hiervoor gegeven regels slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast (vgl. Hoge Raad 30 oktober 2009, nr. 07/10513 en Hoge Raad 11 april 2003, nr. 36 822 op www.rechtspraak.nl). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat door het niet aangeven van de onderhavige inkomsten een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat haar adviseur meerdere brieven aan verweerder heeft gestuurd waarin hij hem heeft geïnformeerd over ontvangen inkomsten en kosten ter zake van de werkzaamheden van eiseres voor de FM Group en waarin hij een onderbouwd standpunt heeft ingenomen over de belastbaarheid van de resultaten uit die werkzaamheden. Gelet hierop is omkering van de bewijslast naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde en dient verweerder aannemelijk te maken dat de onderhavige aanslag niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Is er sprake van een bron van inkomen?
6.
Een voordeel kan slechts inkomen zijn indien er een bepaalde bron aan ten grondslag ligt. Volgens vaste jurisprudentie (vgl. Hoge Raad 3 maart 1954, nr. 11.683, en Hoge Raad 1 februari 2002, nr. 36.238 op www.rechtspraak.nl) worden als uitgangspunt de volgende drie algemene voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs – in de toekomst – kan worden behaald.
7.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiseres de eiseres in 1 vermelde activiteiten enkel als hobby ziet en geen enkel oogmerk had om daarmee een voordeel te behalen.
8.
Voor de beantwoording van de vraag of een voordeel redelijkerwijs is te verwachten, dient te worden onderzocht of de desbetreffende activiteiten voorzienbaar blijvend verliesgevend zijn, dan wel dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij de desbetreffende persoon (in de toekomst) positieve zuivere opbrengsten zullen opleveren (vgl. Hoge Raad 3 maart 1954, BNB 1954/125, Hoge Raad 1 februari 2002, nr. 36.238 en Hoge Raad 14 oktober 2005, nr. 40.244 op www.rechtspraak.nl). De vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, moet in beginsel worden beantwoord op basis van feiten en omstandigheden van dat jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen ook licht werpen op het antwoord op de vraag of in het betreffende jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en mogen daarom mede in aanmerking worden genomen (Vgl. HR 24 juni 2011, nr. 10/01299, LJN BP5707)
9.
De rechtbank stelt allereerst vast dat, indien wordt uitgegaan van het door eiseres berekende resultaat ad. € 3.048,05, in het jaar 2009 door eiseres een positief resultaat is behaald. Uit informatie op de website van de FM Group blijkt dat de producten van de FM Group een hoge kwaliteit hebben en dat zij een hoge klanttevredenheid hebben. Eiseres kan zelf volgens haar geschikte subdistributeurs uitkiezen. Eiseres heeft verklaard dat zij veel inspanning heeft geleverd om te bereiken wat zij heeft bereikt. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij in het jaar 2009 meer dan 100 inkoopklanten had. Elke inkoopklant was verplicht minimaal 3 a 4 producten per jaar in te kopen. Eiseres ontving maandelijks ongeveer € 1.099 per maand aan bonussen. Eiseres heeft aldus invloed uit kunnen oefenen en uitgeoefend door actief een uitgebreid netwerk van subdistributeurs te onderhouden.
De hiervoor vermelde omstandigheden en omstandigheid dat eiseres in het jaar 2009 een positief resultaat overhield, leiden de rechtbank tot de conclusie dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de activiteiten van eiseres (in de toekomst) positieve inkomsten zullen (blijven) opleveren. Dat eiseres geen wezenlijke invloed kan uitoefenen op de inspanningen van de subdistributeurs doet daar niet aan af. Door de verplichte afname van 3 a 4 producten door haar inkoopklanten heeft zij een constante zekere stroom aan omzet. Eiseres heeft ook – door eigen wervingsinspanningen - invloed op hoe groot haar netwerk is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres succesvol gebleken in het opbouwen en onderhouden van haar netwerk. Dat eiseres niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank is het arrest van de Hoge raad van 24 december 2004, nr. 39 447 waar eiseres naar verwijst niet vergelijkbaar met de situatie van eiseres, nu de inkoopklanten van eiseres geen drempel hoeven te halen om voor commissie in aanmerking te komen. Eiseres ontvangt reeds commissie omdat haar inkoopklanten zich hebben verplicht tot een minimale afname van producten. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bron van inkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de organisatie van arbeid en kapitaal en de risico’s die eiseres loopt niet van dusdanige omvang dat van een onderneming kan worden gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van resultaat uit overige werkzaamheden.
De te belasten inkomsten
10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat met betrekking tot de door eiseres verrichtte activiteiten een bedrag van € 9.641 in aanmerking dient te worden genomen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat zij, gelet op wat eiseres heeft gesteld en gelet op het feit dat eiseres per saldo € 963 aan omzetbelasting heeft afgedragen, aannemelijk acht dat eiseres over het jaar 2009 over haar inkomsten van de FM Group € 2.268,12 aan omzetbelasting heeft afgedragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit onvoldoende weersproken, terwijl hij precies had kunnen nagaan waaruit de saldopost van € 963 precies bestond. Gelet hierop dient € 11.937,47 (de omzet verminderd met de omzetbelasting) als opbrengst in aanmerking te worden genomen. Met betrekking tot de omvang van de kosten overweegt de rechtbank dat verweerder terecht slechts € 4.564 aan kosten in aftrek toegelaten. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verweerder in zijn verweerschrift terecht heeft gesteld dat bepaalde door eiseres geclaimde kosten niet aftrekbaar zijn op grond van artikel 3.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voorts heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank voor het overige niet aannemelijk gemaakt dat zij de door haar gestelde kosten boven het voornoemde bedrag heeft gemaakt. Gelet hierop dient het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden voor het onderhavige jaar te worden vastgesteld op € 11.937,47 (opbrengst) minus € 4.564 (kosten), zijnde € 7.373,47.
Gelijkheidsbeginsel
11.
Eiseres stelt dat als er sprake is van een beleid dat gecoördineerd behoort te zijn er geen verschil in behandeling dient te zijn door de diverse inspecties der belastingen. Voornoemd beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel faalt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de door haar aangedragen gevallen (voldoende) vergelijkbaar zijn met haar geval. Reeds hierom kan eiseres niet hetzelfde worden behandeld als de door haar aangedragen gevallen, te weten dat er geen bron van inkomen wordt aangenomen. Voorts heeft de rechtbank hierbij in aanmerking genomen dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat uit de contacten met medewerkers van de belastingeenheden waar eiseres naar verwijst is gebleken dat daar te snel is geoordeeld dat er geen sprake was van een bron van inkomen.
12.
Gelet op hetgeen in 10 hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
13.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.179 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2013.
ter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.