ECLI:NL:RBDHA:2013:16907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
AWB 13/18569 en AWB 13/18571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten inzake asielaanvragen wegens het niet inzetten van een beëdigde tolk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2013 uitspraak gedaan in het kader van de asielaanvragen van twee eisers van Afghaanse nationaliteit. De eisers, geboren in respectievelijk 1986 en 1989, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 19 juni 2013 waren afgewezen. De eisers stelden dat zij vreesden voor eerwraak bij terugkeer naar Afghanistan, na bedreigingen door een Taliban-soldaat. Tijdens de procedure voerden zij aan dat de IND geen beëdigde tolken had ingezet tijdens hun gehoren, wat volgens hen de zorgvuldigheid van de procedure in gevaar bracht.

De rechtbank oordeelde dat de IND in strijd had gehandeld met artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv), omdat er geen beëdigde tolken waren ingeschakeld voor de gehoren van de eisers. De rechtbank stelde vast dat, hoewel de IND in beginsel gehouden was om de gehoren op de voorgeschreven dagen te houden, het ook mogelijk was om deze te verzetten indien er geen beëdigde tolken beschikbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de IND onvoldoende had aangetoond dat er geen beëdigde tolken beschikbaar waren binnen een termijn van veertien dagen, en dat de vereiste spoed niet aanwezig was om af te wijken van het gebruik van beëdigde tolken.

Als gevolg hiervan verklaarde de rechtbank de beroepen van de eisers gegrond, vernietigde de bestreden besluiten van de IND en droeg de IND op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 944,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van het inschakelen van beëdigde tolken in asielprocedures ter waarborging van een zorgvuldige en eerlijke behandeling van asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team vreemdelingenkamer
Zittingsplaats Arnhem
Registratienummers: AWB 13/18569 en AWB 13/18571
Datum uitspraak: 10 december 2013

Uitspraak

Ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake

[eiseres],

geboren op [1986],
v-nummer [nummer],
eiseres,
[eiser],
geboren op[1989],
v-nummer [nummer],
van Afghaanse nationaliteit,
eiser,
tezamen: eisers,
gemachtigde mr. G.J. van der Graaf,
tegen

de Staatssecretaris van veiligheid en Justitie,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

Het procesverloop

Bij besluiten van 19 juni 2013 heeft verweerder de aanvragen van eisers van 5 februari 2013 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 17 juli 2013 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze besluiten.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 september 2013. Eisers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P.A.L.A. van Ittersum.

De beoordeling

1.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2.
Ter staving van hun asielaanvragen hebben eisers, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Eisers zijn afkomstig uit Panda Kelai (provincie Logar) en behoren tot de Pashtun-bevolkingsgroep. Eiseres is door een soldaat van de Taliban, [naam soldaat], ten huwelijk gevraagd. Nadat de vader van eiseres drie keer heeft geweigerd zijn dochter aan hem uit te huwelijk, heeft [naam soldaat] haar vader en haar broer (eiser) bedreigd. Eiser heeft een pistool tegen zijn hoofd gehad en hem is gezegd dat hij meegenomen zal worden om zelfmoord te laten plegen en om hem te laten vechten tegen de Amerikanen. Ook is gedreigd dat eiseres wat aangedaan zou worden als zij niet met [naam soldaat] zou trouwen. Na deze bedreiging heeft de vader van eisers ingestemd met het huwelijk en is eiseres, vanwege haar verzet, door haar vader geschopt en geslagen. Nadat eiseres te kennen had gegeven nog liever zelfmoord te plegen dan uitgehuwelijkt te worden, heeft eiser besloten om samen met eiseres te vluchten. Met behulp van een reisagent zijn zij via Pakistan naar Nederland gevlucht. Eisers vrezen bij terugkeer voor eerwraak.
3.
Verweerder heeft de aanvragen afgewezen en heeft daaraan het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. Aan eisers wordt artikel 31, aanhef en tweede lid, onder f, van de Vw 2000 tegengeworpen. Nu eisers hun paspoort aan de reisagent hebben afgestaan kan hun nationaliteit niet worden vastgesteld. Voorts hebben eisers onvoldoende meegewerkt aan de vaststelling van de reisroute, nu zij hun reisverhaal niet hebben onderbouwd met het gebruikte grensoverschrijdingdocument of andere reisbewijzen. Nu ten aanzien van het ontbreken van die documenten geen sprake is van ontoerekenbaarheid dient van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uit te gaan, waarvan in het geval van eisers geen sprake is. Met betrekking tot het beroep van eisers op artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) heeft verweerder gesteld dat in Afghanistan geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna: de Definitierichtlijn). Gelet hierop komen eisers niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000.
4.
Hiermee kunnen eisers zich niet verenigen. Op hetgeen zij in dit verband hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, in het navolgende worden ingegaan.
5.
De rechtbank overweegt als volgt.
6.
Eisers stellen in de eerste plaats dat verweerder het besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Hiertoe hebben eisers aangevoerd dat verweerder, tijdens het eerste gehoor van 5 februari 2013 van eiser en tijdens de nadere gehoren van 7 februari 2013 van eisers, zonder noodzaak gebruik heeft gemaakt van een niet beëdigde tolk. Volgens eisers valt niet in te zien waarom de gehoren niet op tijdstippen hebben plaatsgevonden waarop er wel beëdigde tolken beschikbaar waren. Verweerder had daartoe hun aanvragen kunnen behandelen in de voortgezette procedure of kunnen besluiten om hun aanvraag later in behandeling te nemen.
7.
Verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift toegelicht waarom geen gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk. In de periode tijdens de aanvraagprocedure van eisers waren er slechts zes beëdigde tolken in het Pashtu. Op 5 februari 2013 waren van die zes beëdigde tolken, twee tolken niet bereikbaar, één tolk niet beschikbaar en was één tolk ziek. Van de twee beschikbare beëdigde tolken is er die dag één ingezet ten behoeve van het eerste gehoor van eiseres en de andere ten behoeve van een ander gehoor. Voor eiser was dan ook geen beëdigde tolk beschikbaar. Op 7 februari 2013 was één beëdigde tolk ziek, één niet beschikbaar en de vier andere tolken waren al ten behoeve van andere gehoren ingezet. Nu er op de dagen waarop verweerder eisers diende te horen geen beëdigde tolken beschikbaar waren, heeft verweerder tolken die voorkwamen op de uitwijklijst, ingezet voor de gehoren van eisers. Aan de tolken die voorkomen op deze lijst worden ook kwaliteitseisen gesteld zodat voldaan wordt aan de waarborgen die gelden voor een zorgvuldige procedure tijdens gehoren.
8.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv). Ingevolge deze bepaling maakt verweerder uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers, tenzij wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register geen ingeschrevene bevat. Uit de memorie van toelichting bij de Wbtv (Kamerstukken II, 2004-05, 29 936, nr. 3) komt naar voren dat het waarborgen van de integriteit van tolken en vertalers een belangrijk onderdeel vormt van de Wbtv. Daarbij valt, aldus de memorie van toelichting, de integriteit van ingeschakelde tolken en vertalers niet los te zien van het begrip kwaliteit. Indien de kwaliteit van de tolk of vertaler onvoldoende is gewaarborgd, kan dit ongewenste gevolgen hebben voor de beslissingen die op hun werk zijn gebaseerd. Voorts wordt volgens de memorie van toelichting via de plicht gebruik te maken van beëdigde tolken en vertalers, zoals neergelegd in artikel 28, eerste lid, gewaarborgd dat de IND louter gebruik maakt van tolken en vertalers van wie de kwaliteit en integriteit zijn gewaarborgd. Uitsluitend indien sprake is van spoed kan verweerder afzien van de inschakeling van een beëdigde tolk.
9.
De rechtbank overweegt als volgt.
10.
De algemene asielprocedure voorziet in een procedure van in beginsel acht dagen, waarbinnen de vreemdeling een beslissing moet hebben gekregen op diens aanvraag. In de artikelen 3.108 tot en met 3.122 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) zijn voorschriften opgenomen die bepalen hoe de aanvraagprocedure verloopt. De artikelen 3.112 en 3.113 van het Vb 2000 schrijven voor dat het eerste gehoor en het nadere gehoor plaatsvinden op respectievelijk de dag van de aanvraag en de derde dag na de aanvraag. In artikel 3.115 van het Vb 2000 is limitatief opgesomd in welke gevallen verweerder de termijn om een besluit te nemen kan verlengen van acht naar veertien dagen. In geval van een overschrijding van de termijnen waarop het eerste en nader gehoor moeten plaatsvinden, kan verlenging slechts plaatsvinden indien een overschrijding van de termijnen niet aan verweerder kan worden toegerekend. Als voorbeeld van een situatie waarin de termijnen verlengd kunnen worden, wordt in de wetsgeschiedenis onder meer de ziekte van een tolk genoemd, terwijl ondanks inspanningen geen andere tolk beschikbaar is (Nota van Toelichting behorende bij het Besluit van 23 juni 2010 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure, Staatsblad 2010,144, bladzijde 24).
11.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de vereiste spoed, als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv, niet volgt uit de wettelijke termijnen zoals verweerder deze ten aanzien van eisers in acht moest nemen nadat zij hun asielaanvraag hadden ingediend. Hoewel verweerder in beginsel gehouden was om op 5 en 7 februari 2013 de gehoren te doen plaatsvinden, had verweerder vanwege de omstandigheid dat er geen beëdigde tolk beschikbaar was, kunnen besluiten om die gehoren te verzetten. Het door de wetgever genoemde voorbeeld van een situatie waarin verweerder de procedure kan verlengen deed zich in het geval van eisers voor; er was op de dagen waarop de gehoren plaats moesten vinden geen beëdigde tolk beschikbaar. Nu niet gesteld of gebleken is dat er binnen een termijn van veertien dagen in het geheel geen beëdigde tolken in het Pashtu beschikbaar waren, of dat verlenging van de termijnen anderszins onmogelijk was, was er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarin spoed maakte dat verweerder kon afzien van de inzet van een beëdigde tolk. De stelling van verweerder dat de tolken die voorkomen op de uitwijklijst voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen doet aan dat oordeel niet af, nu het uitgangspunt van de wetgever is dat verweerder gebruik maakt van beëdigde tolken.
12.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in strijd met artikel 28 van de Wbtv geen beëdigde tolk heeft ingeschakeld voor de gehoren van eiser en het nader gehoor van eiseres. Het vereiste van het gebruik van een beëdigde tolk dient ter waarborging van een zorgvuldige verslaglegging van onder meer de asielrelazen van asielzoekers. Nu eisers in de zienswijzen en in beroep hebben betoogd dat verweerder bij de tegenwerping van een aantal tegenstrijdigheden in hun verklaringen is uitgegaan van verkeerde vertalingen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. De beroepsgrond slaagt.
13.
Reeds hierom zijn de beroepen gegrond en komen de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van het overwogene in deze uitspraak.
14.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 944,- (twee samenhangende zaken, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en wegingsfactor 1).

De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius in tegenwoordigheid van mr. J.H.J. Baarsma-Reuchlin als griffier.
de griffier de rechter
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2013.
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).