ECLI:NL:RBDHA:2013:17570
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herkwalificatie van een woning na verhuur in het kader van de Wet inkomstenbelasting 2001
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de herkwalificatie van een woning na een verhuurperiode. Eiser, die sinds 2003 door zijn werkgever naar het buitenland was uitgezonden, had zijn woning in Nederland gedurende een bepaalde periode verhuurd. Na zijn terugkeer naar Nederland stelde hij dat de woning opnieuw als eigen woning moest worden aangemerkt volgens artikel 3.111, zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De inspecteur van de Belastingdienst had echter een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij de woning niet als eigen woning werd aangemerkt voor het jaar 2009, omdat deze gedurende een deel van dat jaar verhuurd was geweest.
De rechtbank oordeelde dat de woning na de verhuurperiode opnieuw als eigen woning kon worden aangemerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de interpretatie van de wet en de jurisprudentie, waarbij zij zich niet kon vinden in de strikte uitleg van de inspecteur. De rechtbank concludeerde dat de woning na afloop van de verhuurperiode niet langer in box III, maar in box I moest worden opgenomen. Dit betekende dat de belastingaanslag van eiser moest worden verminderd tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.520.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en bepaalde dat de uitspraak in zoverre in de plaats trad van het vernietigde besluit. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.