ECLI:NL:RBDHA:2013:17584
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.W. Ente
- C. van Boven-Hartogh
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod voor vreemdeling met Nigeriaanse nationaliteit in verband met artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2013 uitspraak gedaan in een beroep van een Nigeriaanse vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdeling had op 5 maart 2013 beroep ingesteld tegen een besluit van 30 januari 2013, waarbij zijn asielaanvraag was afgewezen en een inreisverbod voor tien jaar was opgelegd. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uitvoerig besproken, waarbij de vreemdeling eerder asiel had aangevraagd, maar deze aanvragen waren afgewezen op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, dat betrekking heeft op personen die een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormen.
De rechtbank heeft overwogen dat het inreisverbod rechtmatig was opgelegd, ondanks de stelling van de vreemdeling dat hij niet kon terugkeren naar Nigeria vanwege een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om het inreisverbod op te leggen, ook al was er een risico op schending van de mensenrechten. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000 en de Terugkeerrichtlijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarbij zij concludeerde dat de staatssecretaris niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel had gehandeld door het inreisverbod op te leggen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.