In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de kantonrechter verzocht om toestemming voor het beëindigen van een overeenkomst met Helder Werk B.V. inzake stoelmassages. De overeenkomst, die oorspronkelijk op 21 september 2011 inging, is geëxpireerd op 21 september 2013, maar werd voortgezet voor de duur van de procedure. De Groepsondernemingsraad Bestuursdepartement (GOR BD) heeft instemming onthouden voor het beëindigen van de overeenkomst, wat de Staat als onredelijk beschouwde. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 oktober 2013, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de GOR BD de instemming heeft onthouden op basis van een zogenaamde 'gentlemen's agreement' en twijfels over de kostenbesparing die de Staat claimde. De Staat stelde dat het afschaffen van de stoelmassages een jaarlijkse besparing van € 210.000 zou opleveren, terwijl de GOR BD dit in twijfel trok. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de GOR BD in redelijkheid niet kon volhouden dat de instemming niet verleend kon worden. De kantonrechter oordeelde dat de noodzaak tot bezuinigen en de afwezigheid van bewijs voor de effectiviteit van stoelmassages op ziekteverzuim en werkprestaties, de beslissing van de GOR BD om geen instemming te verlenen onredelijk maakte.
Uiteindelijk verleende de kantonrechter de Staat toestemming om de overeenkomst te beëindigen, met de beslissing dat de proceskosten gecompenseerd worden, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 oktober 2013.