In deze zaak vorderde [eiseres] compensatie van EVA Airways wegens een vertraging van 3 uren en 45 minuten van vlucht BR 76 van Amsterdam naar Bangkok op 12 juni 2012. De vlucht, uitgevoerd door EVA Airways, had een geplande vertrektijd van 21.40 uur lokale tijd en arriveerde pas om 13.40 uur lokale tijd in Bangkok. [Eiseres] vorderde een bedrag van € 300,= aan compensatie, € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging.
EVA Airways betwistte de rechtsgeldigheid van de dagvaarding en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk hevige regenval in Taiwan, die de tijdige uitvoering van de vlucht had verhinderd. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had, omdat [eiseres] als consument woonachtig was in Nederland en EVA Airways commerciële activiteiten in Nederland ontplooide.
De kantonrechter beoordeelde het verweer van EVA Airways en concludeerde dat de luchtvaartmaatschappij niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter verwierp het beroep op buitengewone omstandigheden, omdat EVA Airways niet had aangetoond dat de vertraging niet voorkomen had kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. De kantonrechter oordeelde dat EVA Airways de door [eiseres] gevorderde compensatie moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, maar wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af. Tevens werd EVA Airways veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. A.P. Ploeger op 21 november 2013, waarbij de kantonrechter de vordering van [eiseres] grotendeels toewijsde en de proceskosten ten laste van EVA Airways stelde.