ECLI:NL:RBDHA:2013:17841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
1126808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. ter Kuile
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij vertraging van een vlucht door defecte brandstofpomp op luchthaven

In deze zaak vorderde [eiseres], wonende in Duitsland, een schadevergoeding van de luchtvaartmaatschappij Arkefly (TUI Airlines Nederland B.V.) wegens een langdurige vertraging van haar retourvlucht van Puerto Plata naar Amsterdam op 11 april 2010. De vertraging van meer dan vier uur werd veroorzaakt door een defecte hoofdbrandstofpomp op de luchthaven te Punta Cana, wat volgens Arkefly een buitengewone omstandigheid zou zijn die hen vrijstelde van compensatie onder de Europese Verordening 261/2004. De procedure begon met een mondeling vonnis en een comparitie van partijen op 23 juli 2013, waar beide partijen hun standpunten uiteenzetten. Arkefly trok haar aanvankelijke verweer in dat het Sturgeon-arrest niet gevolgd kon worden, en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een defect dat buiten hun invloed lag.

De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had op basis van de EEX-verordening en dat Nederlands recht van toepassing was. De rechter beoordeelde het beroep van Arkefly op buitengewone omstandigheden en concludeerde dat het defect aan de brandstofpomp niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. Arkefly had tijdig geïnformeerd naar de situatie op de luchthaven en had geen reden om aan te nemen dat er problemen zouden zijn. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] tot betaling van compensatie af, evenals de nevenvorderingen, en oordeelde dat de proceskosten voor rekening van Arkefly zouden blijven, omdat hun aanvankelijke verweer onvoldoende was onderbouwd.

De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. R.J. ter Kuile op 13 augustus 2013, waarbij de proceskosten voor beide partijen voor eigen rekening werden gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
at
Rolnr.: 1126808 RL EXPL 11-36567
13 augustus 2013
[jw.sys.rolnummer]
Vonnis in de zaak van:

[eiseres],wonende te [woonplaats] (Duitsland),eisende partij,gemachtigde: mr. K.C. Adam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidTUI AIRLINES NEDERLAND B.V.,

statutair gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Arkefly worden genoemd.

Procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2011, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de rolbeslissing van 9 februari 2012, waarbij de kantonrechter heeft besloten de zaak aan te houden, omdat bij het gerechtshof ’s-Gravenhage hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, in een zaak waarin vergelijkbare rechtsvragen aan de orde waren als in de onderhavige zaak;
  • de brief van de zijde van Arkefly van 18 december 2012 waarin zij meedeelt dat zij wenst voort te procederen;
  • de brief van de zijde van [eiseres] van 29 januari 2013, waarin zij meedeelt dat zij wenst voort te procederen;
  • de akte houdende overlegging producties ten behoeve van de comparitie van partijen van 23 juli 2013 van de zijde van Arkefly.
Bij mondeling vonnis is vervolgens een comparitie van partijen gelast voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Deze heeft plaatsgevonden op 23 juli 2013. Arkefly heeft ter comparitie “aantekeningen comparitie van partijen” overgelegd en (deels) voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat overigens ter zitting is besproken.

Feiten

1.
[eiseres] heeft bij L.TUR Tourismus AG een (retour)vliegreis geboekt. [eiseres] vloog op 28 maart 2010 van Amsterdam naar Puerto Plata (Dominicaanse Republiek) en op 11 april 2010 van Puerto Plata naar Amsterdam. De vluchten werden uitgevoerd door Arkefly.
2.
De retourvlucht met nummer OR 0346 is volgens schema vertrokken vanuit Puerto Plata. De vlucht heeft, eveneens volgens schema, een tussenlanding gemaakt te Punta Cana (Dominicaanse Republiek). De vlucht is met vertraging vertrokken van Punta Cana naar Amsterdam.
3.
De vlucht is met een vertraging van meer dan 4 uren gearriveerd te Amsterdam.
4.
De NOTAM (“Notice to Airmen”) van 11 april 2010 heeft, voor zover thans relevant, de volgende inhoud, waarbij met MDPP en POP de luchthaven te Puerto Plata wordt bedoeld en met MDPC en PUJ de luchthaven te Punta Cana:
“(…) MDPP 2345 MDPC 0045 (…)
CHART NOTAM (…)
1/OR346 11APR10 MDPP 2345 2355 MDPC 0045 (…)
(…)
MDPP / POP / PUERTO PLATA 1/DEP EX-ALTN
---NIL---
MDPC / PUJ / PUNTA CANA 1/DEST
---NIL---
(…)”
5.
De e-mail van 13 april 2010, 15.25 uur, van de manager Operations Control Center van Arkefly heeft, voor zover in deze zaak relevant, de volgende inhoud:
“(…) belde om 04:00lt dat het brandstofsysteem te PUJ niet werkt. Er is slechts nog een kleine tankwagen en nog 4 andere a/c die wachten op brandstof. Gesuggereerd om evt via POP/LRM terug te gaan om daar te tanken. Wordt als optie meegenomen, ze hebben nu niet genoeg fuel in de tanks. (…)
0950lt – Fueling PUJ werkt weer (…)”
6.
De e-mail van 13 april 2010, 14.46 uur, heeft voor zover in deze zaak relevant, de volgende inhoud:
“(…) Last Sunday there was a problem with the pressure of the main fueling pump. The fueling truck was connected, but no fuel could be supplied. Apparently, there was air in the main pump which had to be drained. The fueling company could at not one moment give me an estimated of time, which was very frustrating. (…) Some other aircrafts had just enough to make it to La Romana (LRM) or Puerto Plata, but we had only 4500 kg on board. (…)”

Vordering

7.
[eiseres] vordert − zakelijk weergegeven − bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Arkefly tot betaling van een bedrag van € 600,= en een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
8.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De vlucht naar Amsterdam is uitgevoerd met een zodanig langdurige vertraging, dat aanspraak is ontstaan op compensatie op de voet van artikel 7 van de EG-verordening 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening) in samenhang met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans geheten: Hof van Justitie van de Europese Unie, hierna aan te duiden als: Hof van Justitie EU), van 19 november 2009 in de zaak met nummers C-432/07 en C 402/07, NJ 2010/137, LJN: BK4714 (het “Sturgeon-arrest”).
De aanspraak op compensatie bedraagt in dit geval € 600,=. Arkefly heeft de vergoeding, ondanks daartoe te zijn gesommeerd, niet voldaan.

Verweer

9.
Arkefly heeft ter comparitie meegedeeld dat zij haar verweer dat − samengevat − het Sturgeon-arrest niet kan worden gevolgd intrekt, gelet op het Nelson-arrest (Hof van Justitie EU van 23 oktober 2012 in de zaken met nummers C-581/10 en C-629/10, LJN: BY2173). Dit verweer behoeft derhalve geen nadere bespreking.
10.
Het voorgaande betekent dat Arkefly thans als primair verweer aanvoert dat de vertraging bij aankomst in Amsterdam is veroorzaakt door een defecte hoofdbrandstofpomp op de luchthaven te Punta Cana. Deze situatie levert volgens Arkefly een buitengewone omstandigheid op als bedoeld in artikel 5, derde lid van de Verordening, zodat zij niet gehouden is tot betaling van de compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening.

Beoordeling

11.
Omdat het gaat om een zaak met internationale aspecten, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de bepalingen in de EEX-verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001). De kantonrechter oordeelt als volgt.
12.
Hoewel het gaat om een door consumenten gesloten overeenkomst is artikel 15 EEX-Verordening niet van toepassing. Gesteld noch gebleken is immers dat [eiseres] een pakketreis heeft geboekt, zodat de uitzonderingsbepaling uit lid 3 van dat artikel toepassing heeft. Dit betekent dat de bevoegdheid moet worden vastgesteld op basis van artikel 2 of artikel 5 eerste lid onder a van de EEX-Verordening. Op grond van het bepaalde in artikel 2 komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
13.
Op grond van het bepaalde in (artikel 5, tweede lid van) de EG-verordening 593/2008 (Rome I) is Nederlands recht van toepassing op deze zaak.
14.
Ten aanzien van het beroep op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter dat het een bevrijdend verweer betreft waarvan de bewijslast op Arkefly rust. Arkefly heeft haar stelling dat sprake was van een buitengewone omstandigheid onderbouwd aan de hand van de onder 4, 5 en 6 bedoelde documenten. Uit die stukken en de toelichting die Arkefly daarop ter comparitie heeft gegeven blijkt dat Arkefly zich voor vertrek van de luchthaven te Puerta Plata door middel van een NOTAM heeft laten informeren over de situatie op de luchthaven te Punta Cana. Op de NOTAM staat onder Punta Cana “NIL”. Arkefly heeft onweersproken gesteld dat deze aanduiding betekent dat er geen meldingen waren voor de luchthaven te Punta Cana. Volgens Arkefly bestond dan ook geen reden om niet naar Punta Cana te vertrekken. Ter comparitie is voorts onweersproken door Arkefly verklaard dat pas na aankomst op de luchthaven te te Punta Cana bleek dat de hoofdbrandstofpomp defect was. Uit de onder 5 en 6 bedoelde documenten blijkt dat het toestel onvoldoende brandstof aan boord had om vanaf de luchthaven te Punta Cana uit te wijken naar een (nabij gelegen) andere luchthaven. Arkefly stelt dat zij daarom niet anders kon dan te Punta Cana wachten tot er weer brandstof getankt kon worden.
15.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Arkefly gelet op het voorgaande haar stelling dat de vertraging veroorzaakt is door een defect aan de hoofdbrandstofpomp op de luchthaven te Punta Cana voldoende onderbouwd.
16.
De vraag die vervolgens voorligt is of een defecte hoofdbranstofpomp op een luchthaven, als gevolg waarvan de toestellen niet voorzien kunnen worden van brandstof, een buitengewone omstandigheid oplevert of dat de situatie inherent is aan de activiteit van Arkefly, zoals [eiseres] betoogt.
17.
De kantonrechter overweegt dat het begrip “buitengewone omstandigheden” in de context van het luchtvervoer een gebeurtenis betekent die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard en de oorsprong van de gebeurtenis (onderdeel 29 Hof van Justitie EU, 31 januari 2013, C-12/11, McDonagh/Ryanair, NJ 2013,150).
18.
Arkefly heeft onweersproken gesteld dat de hoofdbrandstofpomp behoort tot de faciliteiten van de luchthaven te Punta Cana en dat zij geen directe invloed kan uitoefenen op het functioneren daarvan. Uit de hiervoor reeds besproken documenten blijkt bovendien dat Arkefly tijdig, dat wil zeggen voor vertrek vanaf de luchthaven te Puerto Plata heeft geïnformeerd naar de situatie op de luchthaven te Punta Cana, waarbij haar niet is gebleken van bijzonderheden. Gelet op één en ander valt naar het oordeel van de kantonrechter niet in te zien dat het defect aan de brandstofpomp een omstandigheid is die inherent is aan de activiteit van Arkefly, zodat het verweer van [eiseres] op dit punt niet slaagt.
19.
De slotsom is dat de vordering van [eiseres] tot betaling van compensatie zal worden afgewezen. De nevenvorderingen van [eiseres] volgen dit lot.
20.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de kantonrechter het volgende. Het is een procedurele keuze geweest van Arkefly om in eerste instantie vooral in te zetten op het verweer dat het Sturgeon-arrest niet gevolgd kan worden en haar (aanvankelijk) subsidiaire verweer dat sprake was van een buitengewone omstandigheid slechts summier en zonder documenten te onderbouwen. Had Arkefly bij het eerste verzoek van [eiseres] tot betaling van een compensatie in verband met vertraging, althans bij conclusie van antwoord, ook haar subsidiaire verweer deugdelijk met documenten onderbouwd, dan had deze procedure mogelijk voorkomen of in een eerder stadium beëindigd kunnen worden. [eiseres] heeft naar het oordeel van de kantonrechter terecht gesteld dat Arkefly het buitengewone omstandighedenverweer aanvankelijk onvoldoende heeft onderbouwd, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat de bewijslast van dat verweer op Arkefly rust. Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de proceskosten deels nodeloos zijn veroorzaakt door de (proces)houding van Arkefly. Dit betekent dat de kantonrechter de proceskosten van Arkefly voor haar rekening zal laten.

Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- laat de proceskosten van partijen voor hun eigen rekening.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. R.J. ter Kuile en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.