In deze zaak heeft eiseres, die een pakketreis had geboekt naar Hurghada, een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens vertraging van haar vlucht. De vlucht, uitgevoerd op 28 januari 2012, vertrok om 14.16 uur van Schiphol, maar keerde terug vanwege een technisch probleem met het landingsgestel. Na een vertraging van ongeveer drie uur kon het toestel opnieuw vertrekken en arriveerde het met meer dan vier uur vertraging in Hurghada. Eiseres vorderde een compensatie van € 600 op basis van de EG-verordening 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt.
Corendon verweerde zich door te stellen dat eiseres tegen een gereduceerd tarief had gevlogen, waardoor de verordening niet van toepassing zou zijn. Subsidiair voerde Corendon aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging hadden veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de verordening ook van toepassing was op de situatie van eiseres, omdat de vlucht onderdeel uitmaakte van een pakketreis. De rechter concludeerde dat de vertraging het gevolg was van een technisch probleem dat inherent was aan de normale uitoefening van de luchtvaartactiviteit van Corendon, en dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en Corendon veroordeeld tot betaling van € 600, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. Daarnaast werd Corendon veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de luchtvaartmaatschappij niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, en dat de compensatie niet gematigd kon worden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.