ECLI:NL:RBDHA:2013:18351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
C-09-454985 - JE RK 13-2947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2001. De minderjarige was onder toezicht gesteld van 4 maart 2013 tot 21 december 2013 en was op dat moment geplaatst in een netwerkpleeggezin. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de thuissituatie bij de vader onvoldoende veiligheid bood voor de minderjarige. De vader, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft verweer gevoerd en wenst dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden beëindigd. Hij heeft aangegeven dat hij bereid is om samen te werken aan de terugkeer van de minderjarige naar huis, maar dat hij niet goed weet wat er van hem wordt verwacht.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Er is een risico voor de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie en de ontwikkeling van de minderjarige is in het geding. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 21 december 2014 en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 21 juni 2014. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er meer tijd nodig is om het vertrouwen van de minderjarige in de vader te herstellen en om de pedagogische vaardigheden van de vader te ontwikkelen. De kinderrechter heeft Bureau Jeugdzorg opgedragen om schriftelijk verslag uit te brengen over het verloop van de contacten en het programma Veilig Samen Verder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden tot een nader te bepalen zitting op 16 juni 2014.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-2947
Zaaknummer: C/09/454985
Datum beschikking: 16 december 2013

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 20 november 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Katwijk (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2001 te[geboorteplaats];
kind uit het door overlijden ontbonden huwelijk van:
[de heer A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[mevrouw B],
de moeder, overleden.
De minderjarige verblijft feitelijk in een netwerkpleeggezin.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, met als bijlage het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop
van de ondertoezichtstelling;
- het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 12 november 2013 met de daarbij
behorende aanvraag.
Op 16 december 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de heer[gezinsvoogd], namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.H.R. Bruggeman.
De minderjarige is in raadkamer gehoord.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 4 maart 2013 de minderjarige onder toezicht gesteld van 4 maart 2013 tot 21 december 2013.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 26 augustus 2013 aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin van 1 september 2013 tot 21 december 2013.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daartoe heeft Bureau Jeugdzorg naar voren gebracht dat zij van mening is dat de thuissituatie bij de vader op dit moment onvoldoende veiligheid voor de minderjarige biedt. Er is nog te weinig zicht op de pedagogische vaardigheden van de vader en de kwaliteit van het contact tussen de vader en de minderjarige. Het Veilig Samen Verder traject is ingezet om te onderzoeken of de minderjarige weer thuis kan wonen en op welke termijn dit zou kunnen gebeuren. Echter zijn er na het startgesprek op 24 juli 2013 geen vervolggesprekken geweest en heeft de vader tot voor kort ieder contact met de gezinsvoogd geweigerd.
Ter zitting heeft de heer [gezinsvoogd] nog aangegeven dat de vader weinig initiatief toont om contact met de minderjarige te krijgen.
De vader heeft, mede via zijn advocaat, verweer gevoerd. Hij wil dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing wordt beëindigd. Hij heeft er alles aan gedaan om de minderjarige te zien, zoals zich aan de afspraken houden en naar de gesprekken bij De Waag gaan. Echter is het hem nog steeds niet duidelijk wat er van hem wordt gevraagd om een terugkeer van de minderjarige bij hem mogelijk te kunnen maken. De vader wil dat de minderjarige weer thuis komt en hij wil dat daarin een perspectief wordt geboden. Voor hem moet duidelijk zijn wat hij moet doen om het te doen slagen. Hij wil dat er duidelijke afspraken worden gemaakt en dat er een einddoel is. Zijn advocaat heeft derhalve gepleit om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlengen, opdat bezien kan worden hoe de situatie zich ontwikkelt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat er nog steeds sprake is van een situatie waarbij de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling in het geding is. De kinderrechter overweegt voorts dat haar is gebleken dat, hoewel getracht wordt om middels het programma Veilig Samen Verder veiligheid voor de minderjarige in de thuissituatie wordt gecreëerd, het programma is gestagneerd vanwege een verstoorde verstandhouding tussen de vader en Bureau Jeugdzorg, en dat de vader thans niet meer weet wat hij moet doen om de minderjarige weer bij hem thuis te kunnen laten wonen. De kinderrechter is tevens van oordeel dat het in het belang van de minderjarige (en de vader) is dat het uitgestippelde programma wordt voortgezet en dat de vader, die nu wel een goede verstandhouding heeft met de huidige gezinsvoogd, goed zal meewerken met de hulpverlening om het contact tussen hem en de minderjarige opnieuw op te pakken en het te intensiveren, met het doel de zorgen om de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie weg te nemen. De kinderrechter is verder van oordeel dat er meer tijd voor nodig is dan drie maanden om het vertrouwen van de minderjarige in de vader te herstellen en de pedagogische vaardigheden van de vader zodanig te ontwikkelen dat de angst bij de minderjarige weggenomen is.
De kinderrechter acht vooralsnog een termijn van zes maanden voldoende om te bezien of het Veilig Samen Verder programma ertoe heeft geleid dat de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie gewaarborgd wordt. De kinderrechter zal derhalve de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden verlengen en het verzoek voor het overige aanhouden tot de nader bepaalde zitting. De kinderrechter verwacht van Bureau Jeugdzorg dat zij haar en de overige belanghebbenden schriftelijk zal informeren over het verloop van de contacten en het programma Veilig Samen Verder.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 21 december 2013 tot
21 december 2014 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg,
en
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 21 december 2013 tot 21 juni 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 12 november 2013;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot de terechtzitting van:
16 juni 2014 op een nog nader te bepalen tijdstip;
verzoekt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland tijdig voor voornoemde zitting schriftelijk verslag uit te brengen over het hiervoor is overwogen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland;
- de vader;
- de advocaat van de vader, mr. H.H.R. Bruggeman;
- de minderjarige.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. S.M. Borkent, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2013, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.