ECLI:NL:RBDHA:2013:18580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier met terugwerkende kracht en inreisverbod van vijf jaar voor Vietnamese vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van de verblijfsvergunning van een Vietnamese vreemdeling. Eiser, geboren op [geboortedag] 1983, had op 7 december 2012 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 19 november 2012 was genomen. Dit besluit hield in dat de verblijfsvergunning regulier van eiser met terugwerkende kracht was ingetrokken, omdat hij onjuiste gegevens had verstrekt over zijn identiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van twaalf jaar, waarbinnen de intrekking niet zou mogen plaatsvinden, pas begint te lopen vanaf de datum van verlening van de verblijfsvergunning op 21 maart 2005, en niet vanaf de oorspronkelijke ingangsdatum van de vergunning op 24 november 1999. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunning niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat eiser op oneigenlijke gronden in Nederland verbleef en er geen sprake was van intensieve sociale banden. Tevens werd een inreisverbod van vijf jaar opgelegd, omdat eiser gebruik had gemaakt van valse documenten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de verblijfsvergunning in te trekken en het beroep van eiser ongegrond verklaarde.