In deze zaak verzoekt verzoeker, [verzoeker], de rechtbank om een verklaring voor recht dat Aegon Schadeverzekering N.V. gehouden is tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van een noodstop die de chauffeur van taxi [A] heeft moeten maken op 22 januari 2011. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 oktober 2013, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.M.G. Pouls, en de verweersters, Aegon en taxi [A], werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. P.P.H. Lems. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde stellingen niet zijn komen vast te staan en dat er bewijslevering nodig zou zijn om de vordering te onderbouwen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 1019a Rv, omdat de feiten onvoldoende zijn onderbouwd en de kosten van de deelgeschilprocedure niet zijn begroot, aangezien deze onterecht is ingesteld. De rechtbank concludeert dat de stellingen van verzoeker niet zijn komen vast te staan, en dat er geen aanleiding is om de kosten te begroten, omdat verzoeker al voor het indienen van het verzoekschrift op de hoogte was van de betwisting door de verweersters. De beschikking is gegeven op 10 december 2013 door mr. J.L.M. Luiten.