Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
Stichting [A],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 9 december 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker in een huurgeschil. Het verzoek was gericht tegen mr. M.G.L. den Os-Brand, de kantonrechter die de zaak behandelde. Verzoeker had eerder, op 16 april 2013, een dagvaarding ontvangen van de belanghebbende, Stichting [A], en had op 21 augustus 2013 een tussenvonnis ontvangen. Na een tussenvonnis heeft verzoeker op 28 augustus 2013 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 30 september 2013 gedeeltelijk niet-ontvankelijk werd verklaard en voor het overige werd afgewezen.
Tijdens een zitting op 18 november 2013, waar een getuigenverhoor gepland stond, heeft de kantonrechter meegedeeld dat de zitting openbaar was en dat aanwezige personen, die niet als getuigen waren aangezegd, mochten blijven. Verzoeker heeft hierop de kantonrechter mondeling gewraakt, wat leidde tot de huidige procedure. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld, waarbij hij stelde dat de beslissing van de kantonrechter partijdig was en in het voordeel van de belanghebbende werkte.
De kantonrechter verdedigde zijn beslissing als een processuele beslissing die geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid en dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om het verzoek te honoreren. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en aan de betrokken partijen toegezonden.