ECLI:NL:RBDHA:2013:19435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
448250 KG RK /13-1513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te Den Haag, een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. R.J. ter Kuile, in een civiele procedure waarin hij schadevergoeding vorderde van zijn advocaat, mr. Suzanna de Kluiver. Verzoeker stelde dat de kantonrechter partijdig was en dat het tussenvonnis onjuist was. Het wrakingsverzoek werd mondeling ingediend op 16 juli 2013, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend. Verzoeker was al op de hoogte van de feiten die hem tot wraking noopten, namelijk de inhoud van het tussenvonnis van 18 juni 2013, en had het verzoek eerder moeten indienen. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 19 augustus 2013 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar de kantonrechter heeft schriftelijk aangegeven niet in te stemmen met de wraking. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet tijdig was ingediend en verklaarde verzoeker niet ontvankelijk. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2013.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2013/41
zaak-/rekestnummer: 448250 KG RK /13-1513
rolnummer: 1260618 RL EXPL 12-9149
datum beschikking: 22 augustus 2013
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te Den Haag,
verzoeker,
procederende in persoon;
tegen
mr. Suzanna de Kluiver,
kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagde partij (in de hoofdzaak),
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. ter Kuile,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1
[verzoeker] is eiser in een zaak waarin hij vordert mr. S. de Kluiver (hierna: De Kluiver), advocaat te Den Haag, te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding omdat zij zonder zijn toestemming namens hem een bezwaarschrift zou hebben ingediend tegen een beschikking en zou hebben nagelaten namens hem bezwaar in te stellen tegen een andere beschikking, inhoudende dat de uitkering van [verzoeker] op grond van de Wet werk en Bijstand is beëindigd.
1.2
Op 27 mei 2013 vond in die zaak een comparitie van partijen plaats ten overstaan van de kantonrechter, mr. R.J. ter Kuile (hierna: de kantonrechter).
1.3
Op 18 juni 2013 is tussenvonnis gewezen. In dat tussenvonnis is [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van (een deel van) het door hem gestelde.
1.4
Bij brief van 25 juni 2013 heeft [verzoeker] - onder verwijzing naar delen van het tussenvonnis - verzocht om de uitwerking van de aantekeningen van voornoemde comparitie van partijen.
1.5
Het onderhavige wrakingsverzoek is vervolgens op de rolzitting van 16 juli 2013 mondeling door [verzoeker] gedaan.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 19 augustus 2013 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. [verzoeker] is verschenen en heeft het wrakingsverzoek – overeenkomstig zijn schriftelijke uiteenzetting – mondeling toegelicht. De Kluiver is eveneens ter zitting verschenen. De kantonrechter heeft zijn standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt en daarbij tevens aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1
Volgens het proces-verbaal van de rolzitting van 16 juli 2013 heeft [verzoeker] zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter aldus toegelicht dat de zaak partijdig wordt behandeld en het tussenvonnis niet klopt en heeft hij (net als in zijn brief van 25 juni 2013) gevraagd om de aantekeningen van de aan het tussenvonnis voorafgegane comparitie van partijen.
3.2
Ter zitting van 19 augustus 2013 heeft [verzoeker] het wrakingsverzoek nader toegelicht. Hij heeft desgevraagd verklaard dat hij het verzoek tot wraking eerst op 16 juli 2013 heeft ingediend omdat hij eerst kennis wilde nemen van de aantekeningen van de comparitie van 27 mei 2013, welke aantekeningen hij nodig had om op het tussenvonnis te kunnen reageren. [verzoeker] heeft voorts aangevoerd dat de kantonrechter op voornoemde comparitie heeft nagelaten om inlichtingen te verkrijgen, terwijl deze zitting juist daarvoor was bedoeld. Zo heeft de kantonrechter De Kluiver niet nader ondervraagd, ondanks dat zij niet de waarheid sprak. Het tussenvonnis bevat nu onjuistheden. Volgens [verzoeker] is zijn zaak partijdig behandeld en dient er een andere rechter te worden aangewezen om zijn zaak te behandelen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft op 13 augustus 2013 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Hij berust niet in de wraking en heeft gesteld dat het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 mei 2013, welk proces-verbaal dateert van 22 juli 2013, de essentie weergeeft van het besprokene ter zitting. Van een grond voor wraking is volgens de kantonrechter niet gebleken.

5.De beoordeling

5.1
Krachtens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt een wrakingsverzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden die grond geven tot wraking aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5.2
Blijkens het proces-verbaal van de rolzitting van 16 juli 2013 en de toelichting van [verzoeker] op het wrakingsverzoek tijdens de behandeling daarvan door de wrakingskamer is met name de inhoud van het tussenvonnis van 18 juni 2013 reden voor [verzoeker] geweest om de kantonrechter te wraken. Blijkens zijn brief van 25 juni 2013 was [verzoeker] in elk geval op die datum met de inhoud van het tussenvonnis, en daarmee met de feiten en omstandigheden die voor hem aanleiding waren de kantonrechter te wraken, bekend. Om zijn verzoek op deze grond ontvankelijk te doen zijn, had [verzoeker] de kantonrechter dan ook ten minste kort na die datum moeten wraken. Door het verzoek eerst tijdens de rolzitting van 16 juli 2013 te doen, is het wrakingsverzoek te laat gedaan. Dat [verzoeker] eerst de aantekeningen van de comparitie van partijen van 27 mei 2013 wenste te ontvangen, doet daar niet aan af. Niet is gebleken dat het niet mogelijk was zonder deze aantekeningen het wrakingsverzoek te doen. Het verzoek is door [verzoeker] immers ook gedaan op een moment dat hij nog niet de beschikking had over deze aantekeningen.
5.3
Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft [verzoeker] ook naar voren gebracht dat de comparitie van partijen niet is verlopen zoals die had moeten verlopen. Volgens hem heeft de kantonrechter nagelaten inlichtingen te verkrijgen en heeft hij de wederpartij niet nader ondervraagd. Voor zover dit een zelfstandige grond voor [verzoeker] is geweest om de kantonrechter te wraken, geldt hiervoor eveneens dat het verzoek tot wraking op die grond te laat is ingediend. [verzoeker] was bij de comparitie van partijen op 27 mei 2013 aanwezig en heeft in de wijze van optreden van de kantonrechter tijdens deze comparitie kennelijk geen aanleiding gezien om direct zijn bezwaren over de gang van zaken kenbaar te maken en een wrakingsverzoek in te dienen.
5.4
Voor zover [verzoeker] nog opmerkingen heeft gemaakt over de juistheid van de van de comparitie van partijen gemaakte aantekeningen, geldt dat deze aantekeningen [verzoeker] niet bekend waren ten tijde van het indienen van zijn wrakingsverzoek, zodat die opmerkingen niet als (zelfstandige) grond voor het indienen van het wrakingsverzoek zullen worden aangemerkt.
5.5
De wrakingskamer stelt derhalve vast dat het verzoek tot wraking niet tijdig is ingediend. Dit brengt met zich dat [verzoeker] niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek. De wrakingskamer komt daarmee niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker [verzoeker],
• verweerder in de hoofdzaak mr. S. de Kluiver,
• de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile.
Deze beslissing is gegeven door mrs. D. Aarts, G.P. Verbeek en M. Knijff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier en in het openbaar uitgesproken op
22 augustus 2013.