ECLI:NL:RBDHA:2013:19454
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke belastingzaak
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter van de rechtbank Den Haag, die belast was met de behandeling van zijn beroep tegen een belastingaanslag. Het wrakingsverzoek is ingediend op basis van artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en betreft de agendering van een zitting op 30 oktober 2013, waar meerdere zaken gelijktijdig behandeld zouden worden. Verzoeker en zijn medeverzoekers voerden aan dat de gezamenlijke behandeling van hun zaken door de rechter een schijn van vooringenomenheid wekte, omdat de zaken van verzoeker en zijn medeverzoekers niet met elkaar samenhingen. De wrakingskamer heeft de voorgeschiedenis van de zaak uiteengezet, inclusief de communicatie tussen verzoeker, zijn gemachtigde en de rechtbank. De rechter heeft gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven dat de agendering van de zitting een organisatorische beslissing was, die niet op zichzelf grond gaf voor de vrees van partijdigheid. De wrakingskamer heeft vervolgens de argumenten van verzoeker en de rechter beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de rechtbank werd bevoegd verklaard om de hoofdzaak voort te zetten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 december 2013.