ECLI:NL:RBDHA:2013:19642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
13/25587 en 13/25642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbewaringstelling van eiseres door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in de beroepen van eiseres tegen de maatregel van bewaring en het terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een vliegticket geboekt voor 24 september 2013 en had contact opgenomen met verweerder over haar vertrek en het ingenomen paspoort. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de intentie van eiseres om zelfstandig uit Nederland te vertrekken. Verweerder had het paspoort van eiseres kwijtgeraakt en had niet actief gezocht naar het paspoort, noch eiseres geïnformeerd over de situatie, waardoor zij niet in staat was om op de geplande datum te vertrekken.

De rechtbank concludeerde dat het onzorgvuldig was om eiseres in vreemdelingenbewaring te stellen, aangezien dit het gevolg was van de nalatigheid van verweerder. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde het terugkeerbesluit en het inreisverbod, en beval de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiseres. Tevens werd eiseres een schadevergoeding van € 745,- toegekend voor de onrechtmatige detentie, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.888,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: AWB 13/25587 (inbewaringstelling) en AWB 13/25642 (terugkeerbesluit en inreisverbod), V-nummer: 2732943563

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2013 in de zaken tussen

[eiseres]

gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten,
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: drs. J.P. Kuper.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 oktober 2013, waarbij haar op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd. Voorts heeft eiseres beroep ingesteld tegen het haar op dezelfde dag opgelegde terugkeerbesluit en het inreisverbod voor de duur van twee jaar (het terugkeerbesluit en het inreisverbod).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig J.A.M. de Sousa Martins-Bierhof.

Overwegingen

De maatregel van bewaring
1. De beroepsgrond dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres in bewaring te stellen, nu haar voorgenomen zelfstandig vertrek op 24 september 2013 geen doorgang heeft kunnen vinden omdat verweerder het paspoort van eiseres is kwijtgeraakt, slaagt.
Partijen hebben afgesproken dat eiseres op 20 augustus 2013 zelfstandig per vliegtuig uit Nederland zou vertrekken. De heer [de man] heeft verweerder op 20 augustus 2013 namens eiseres meegedeeld dat zij haar vlucht heeft omgeboekt naar 24 september 2013. Verweerder heeft hierin berust. [de man] heeft verweerder op 20 augustus 2013 verzocht hem op de hoogte te houden van de stand van zaken. Op 3 september 2013 heeft [de man] verweerder meegedeeld dat zij een ticket heeft geboekt voor 24 september 2013. Tijdens dat gesprek is namens verweerder verklaard dat het paspoort van eiseres nog niet aanwezig is en dat dit geregeld moet worden om eiseres te laten vertrekken. [de man] heeft toen opnieuw verklaard op de hoogte te willen blijven. Op 20 september 2013 heeft [de man] opnieuw contact opgenomen met verweerder en gevraagd naar de stand van zaken. Namens verweerder is vermeld dat het paspoort nog niet is gevonden, dat het gezocht gaat worden en dat [de man] bericht ontvangt als het paspoort wordt gevonden. Na dit gesprek is er tot aan de inbewaringstelling van eiseres geen contact meer geweest tussen verweerder en eiseres of [de man].
Nu eiseres een vliegticket heeft geboekt voor 24 september 2013 en namens haar op 3 en 20 september 2013 contact met verweerder is opgenomen over haar vertrek en het door verweerder ingenomen paspoort, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de intentie van eiseres om op 24 september 2013 zelfstandig uit Nederland te vertrekken.
Verweerder is het ingenomen paspoort van eiseres kwijtgeraakt. Niet is gebleken dat verweerder op of kort na 3 september 2013 actief op zoek is gegaan naar het paspoort of dat hij eiseres in kennis heeft gesteld dat het niet meer is gevonden opdat eiseres een noodpaspoort kon aanvragen. Op 20 september 2013 hield verweerder nog steeds de mogelijkheid open dat het paspoort zou worden teruggevonden en dat eiseres op 24 september 2013 kon vertrekken. Dat eiseres de berichten van verweerder heeft afgewacht en niet zelf een nieuw paspoort heeft aangevraagd, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk.
Onder deze omstandigheden had het uit een oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van verweerder gelegen om afspraken met eiseres te maken over zelfstandig vertrek op een andere datum, hetzij door tussenkomst van [de man], hetzij met eiseres na haar staandehouding op 1 oktober 2013. In plaats daarvan heeft verweerder eiseres in vreemdelingenbewaring gesteld. In aanmerking genomen dat eiseres door toedoen van verweerder haar voorgenomen zelfstandig vertrek op 24 september 2013 niet heeft kunnen realiseren, acht de rechtbank de inbewaringstelling van eiseres onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig.
Het terugkeerbesluit en inreisverbod
2. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen reden voor twijfel aan de intentie van eiseres om zelfstandig te vertrekken. Voorts voert eiseres terecht aan dat verweerder niet heeft kunnen concretiseren dat zij een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaraan zij geen gevolg heeft gegeven, ook nu verweerder heeft berust in het omboeken van de vlucht naar 24 september 2013. Hierbij komt nog dat het voor eiseres ten tijde van het nemen van het terugkeerbesluit door toedoen van verweerder niet mogelijk was om Nederland onmiddellijk te verlaten. Gelet hierop heeft verweerder eiseres ten onrechte een termijn voor vrijwillig vertrek onthouden, zodat haar evenmin een inreisverbod kon worden opgelegd op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
Conclusie
3. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank zal de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiseres bevelen en het terugkeerbesluit en inreisverbod vernietigen.
4. De rechtbank ziet aanleiding eiseres een schadevergoeding toe te kennen. Uitgaande van het normbedrag van € 105,- voor een dag detentie in een politiecel en € 80,- voor een dag detentie in een huis van bewaring heeft eiseres recht op een schadevergoeding van € 745,-. Omdat eiseres procedeert op basis van een toevoeging, zal de schadevergoeding worden betaald door de griffier van de rechtbank.
5 De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.888,- (2 punten voor de beroepschriften en 2 punten voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en wegingsfactor 1). Omdat in de bewaringszaak een last tot toevoeging is verstrekt, ligt het in de rede dat verweerder dit (gehele) bedrag uitbetaalt aan de gemachtigde van eiseres.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het terugkeerbesluit en het inreisverbod van 1 oktober 2013;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiseres;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent eiseres een schadevergoeding toe van € 745,- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 1.888,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, door verweerder te betalen aan de gemachtigde van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van
C. Groenewegen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, kan binnen vier weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep tegen de maatregel van bewaring, kan binnen één week na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.