In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. N.E.P. Gustings, en de gedaagde partij, Bewi Vastgoed B.V. De eiser, die als huurder in een nabijgelegen pand woont, vorderde de verwijdering van een airco-installatie die door de gedaagde, die een restaurant exploiteert, in een steegje was geplaatst. De eiser stelde dat de airco-installatie geluidsoverlast veroorzaakte van 13 tot 16 decibel, wat volgens een akoestisch rapport de geldende norm overschreed en ernstige hinder veroorzaakte.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast onrechtmatig was en dat de airco-unit verwijderd moest worden. De vordering van de eiser tot betaling van een schadevergoeding en het verbod op het betreden van het steegje werd echter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet aansprakelijk was voor de hinder die door de airco-unit werd veroorzaakt, aangezien deze niet door de verhuurder was geplaatst en de huurovereenkomst geen bepalingen bevatte over hinder voor omwonenden.
De kantonrechter heeft de gedaagde bevolen de airco-unit binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken in het bijzijn van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.