Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.de heer [eiser 1] , wonende te [woonplaats 1] ,
[eiser 2], wonende te [woonplaats 2] ,
[gedaagde] ,wonende te [woonplaats 3] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 december 2012, met producties;
- de incidentele conclusie, houdende exceptie van onbevoegdheid van 6 februari 2013;
- de conclusie van antwoord in het incident van 20 februari 2013;
- het vonnis in het incident van 20 maart 2013;
- de conclusie van antwoord van 1 mei 2013;
- het vonnis van 15 mei 2013, waarbij een comparitie is bepaald;
- de akte overlegging nadere productie van 17 juli 2013 van eisers, met productie;
- de akte overlegging nadere producties van 17 juli 2013 van gedaagde, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 juli 2013.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling
Omvang legitimaire massa
€ 780,-overige schulden
€ 83.015,18
Verder zal in het vervolg ervan uit worden gegaan dat de woning van erflaatster een economische waarde vertegenwoordigt van € 204.000,-”. Deze waarde is vervolgens door mr. [C] in de daarop volgende briefwisseling niet betwist. Gedaagde probeert vervolgens een tweede hypotheek op de woning te vestigen, hetgeen uiteindelijk niet lukt. Dan volgt verkoop in augustus 2012 voor € 168.000,-. Voor zover uit de stukken valt af te leiden is gedaagde eerst na de (tegenvallende) opbrengst het standpunt gaan innemen dat de waarde van de woning ten tijde van het openvallen van de nalatenschap te hoog is vast gesteld. Dat is te laat. Eisers hebben uit het stilzwijgen van gedaagde na de brief van 1 juli 2011 er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat gedaagde met de waarde van € 204.000,- instemde. De rechtbank gaat van deze waarde uit.
€ 137.468,81–
€ 5.000,-–
€ 1.788,-(2 punten liquidatietarief III)